I 17 25 riolen kan worden afgevoerd, maar het is haar onbegrijpelijk, hoe het onder maaiveld staande grondwater door de rioleering anders zoude kunnen verwijderd worden, dan met behulp eener draineering. Adressante geeft nu verder naar aanleiding van een andere bewering van den heer Van Malsen, een overzicht van het geen door het Hoogheemraadschap Delfland gédaan is ter verkrijging van een goeden boezemstand in het algemeen, als aan de Haagsche waterverversching in het bijzonder, terwijl zij voorts op de door den heer Van Liefland gemaakte op merkingen antwoordt, dat, al moge ook, gelijk de spreker heeft beweerd, de ondergrond van ’s-Gravenhage niet enkel uit zand bestaan, er weliswaar enkele onregelmatigheden in de grondwaterlijnen zullen voorkomen, maar dat dan toch het algemeen karakter dier lijnen blijft bestaan, zooals dit in de Figuren op de teekening is aangegeven, en dat hoe minder de grond uit zuiver zand of andere doorlatende grond soorten bestaat, hoe meer eene draineering noodig is om het overtollige water af te voeren. Wat de klachten aangaat, welke bij adressante zijn inge komen, kan zij niet toegeven, dat thans de gegrondheid hiervan niet meer zoude zijn na te gaan. Het is toch bekend, dat ter plaatse der gedempte grachten vroeger gemiddeld een waterstand gelijk of hooger dan D.P. heeft gestaan, terwijl men de tegenwoordige waterstanden aldaar gemakkelijk zoude kunnen waarnemen. Dat haar beroep op deze klachten dus door den geachten Wethouder werd afgewezen, kan zij niet billijken. Adressante geeft echter toe, dat het beroep van den ge achten Wethouder op de sterftecijfers vóór en na de demping van de Prinsengracht juist is, maar zij heeft ook nimmer beweerd, dat zij de demping als zoodanig nadeeling voor de gezondheid achtte. Zij heeft zich alleen op het standpunt gesteld en moet dat blijven innemen, dat de demping, zal zij enkel een nuttig effect hebben, en zullen daarvan geenerlei nadeelen het gevolg zijn (als vochtige kelders en dergelijke), het dan noodig is om de grachten bij de demping tevens te draineeren. Ware dit ook bij de Prinsengracht geschied, zoo zouden naar hare overtuiging de sterftecijfers in dit stadsgedeelte, dat betrekkelijk hoog is gelegen, nog gunstiger geworden zijn. Kindelijk heeft de Wethouder het gevoelen van den vorigen Voorzitter onzer Vereeniging, den heer J. D. Evers, en diens gunstig oordeel over de demping van de Elandsgracht, als VERSLAG GEZONDHEIDSTOESTAND. (Red.) Tot hiertoe is de inhoud van liet adres woordelijk weergegeven in hetgeen nu volgt zijn enkele gedeelten ©enigszins verkort. (Red.)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 325