i 20 (5e Afd.j VERSL. V. D. com. t. wering v. schoolverz. I Het verleenen van hulp lag niet op haar weg ;’ook ontbreken haar daarvoor de middelen. Toch deed zij nog wat anders. Zij steunde, op verzoek, het adres van het Bestuur der Vereeniging .Kinderkleeding” aan den Gemeenteraad, om subsidie, al betreurde zij het, dat deze vereeniging meent te moeten onderscheid maken tusschen .openbare” en „bijzondere” armoelijders. Voorts meent de Commissie, dat het op haar weg ligt, den Raad der Gemeente er nadrukkelijk op te wijzen, in dit haar jaarverslag, dat naar haar overtuiging van tweeën eenóf, als het kan en mag, aan die misdeelden hulp moet gereikt worden op de eene of andere wijze, öf, hetzij in de Leer plichtwet zelf, hetzij in haar toepassing zoodanige wijziging moet worden aangebracht, dat aan onmachtigen het verdriet en de vernedering bespaard wordt, als wetsovertreders van tijd tot tijd de kans eener onverdiende berisping te Joopen. De toepassing der wet. In haar oordeel, in het vorig ver slag reeds aangeduid, dat sommige Hoofden van scholen van hun bevoegdheid om armoede als oorzaak van verschoon baar verzuim aan te merken, een ruimer gebruik konden maken, werd de Commissie in het afgeloopen jaar nog ver sterkt. Daarom besloot zij dan ook meermalen aan den school opziener een advies uit te brengen, dat verschilde van de zienswijze van het Hoofd der school. De Commissie meent hier nog te moeten bij voegen, dat naar haar ondervinding de Hoofden der scholen omtrent de oorzaken der verzuimen wel eens te vaag waren ingelicht, en zich te veel vergenoegden met op onzekere vermoedens en twijfelachtige onderstellingen af te gaan. Wat de overige gevallen aangaat, nu eens had de jongen .gespijbeld”, en bleken de ouders het noodige gezag over hun kind te missen, dan weer schenen dezen weinig prijs te stellen op schoolbezoek, of stelden geldelijk voordeel en dan zonder noodzaak boven het onderwijs. Een enkele maal had er eene vergissing plaats gehad in de administratie der verzuimen. Administratieve vergissingen schijnen een vruchtbaar ter rein te vinden in het „absoluut” schoolverzuim. Althans meer dan de helft dezer gevallen bleken op zulk een dwaling te berusten. Met de Heeren schoolopzieners had de Commissie geen andere dan de officieele aanraking. Eenmaal zocht zij de medewerking der andere Commissiën in de gemeente, ten einde den Gemeenteraad gezamenlijk te verzoeken, aan de leden presentiegelden toe te kennen. Tot zulk een gezamenlijk optreden bleken de overige Commissiën niet bereid te zijn. De samenstelling onzer Commissie bleef onveranderd. 20

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 545