23 2 op een streden bedrag van ruim f 2000 na, uit het schoolgeld be- worden. Doch om aan gemiddeld 560 aanstaande ambachtslieden degelijk vakteekenonderwijs te verstrekken, is men verplicht tot eene uitgave van f 20227, waartegenover slechts de luttele bate van f 3607 aan schoolgelden staat. Het gevolg van een en ander was, dat, dank zij de wel willendheid van den Minister, op de Begrooting van het Departement van Binnenlandsche Zaken voor 1903, ten be hoeve van de Haagsche Academie is uitgetrokken een Rijks- subsidie van f 5000, zijnde de helft van het aangevraagd bedrag. In de Memorie van toelichting van genoemde Begroo ting schreef de Minister betreffende deze subsidie-aanvraag het volgende: „Het komt den ondergeteekende voor, dat er alle termen zijn deze belangrijke instelling, waar bijna 800 leerlingen onderwijs ontvangen en waaraan 50 leeraren verbonden zijn, van Rijkswege te steunen. De academie is uitmuntend georganiseerd en de vruchten van het onderwijs zijn uit stekend, doch de geldmiddelen houden geen gelijken tred met de stijgende behoeften en de toestand is niet meer houd baar. Dringend noodzakelijk zijn nieuwe leerkrachten, aan vulling van leermiddelen en verbetering van tractementen, doch bij den tegenwoordigen stand der financiën valt aan vervulling dezer behoeften niet te denken. De gemeente, die buitendien de lokalen verstrekt, steunt de academie krachtig en verhoogde in 1901 haar subsidie; ook de provincie draagt bij en een gering bedrag wordt door particulieren verstrekt. Dit alles is echter niet voldoende om de academie in stand te houden en de raad van bestuur heeft zich thans genood zaakt gezien een beroep te doen op de Regeering tot het verkrijgen van een Rijkssubsidie. Dit ware voorshands te bepalen op f 5000, een bedrag, zeker niet overdreven in verband met het budget der academie van 40 a 45 mille.” Indien dit voorstel wordt goedgekeurd, zal de Raad van Bestuur althans gedeeltelijk zijn programma ten uitvoer kunnen leggen. Ten einde echter zooveel mogelijk uitvoering te kunnen geven aan de dringende eischen, heeft de Raad van Bestuur zich, na kennisneming van bovengenoemd subsidie-voorstel, onmiddellijk tot Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gewend, met het verzoek, te willen bevorderen, dat het tot dusver verleend provinciaal subsidie met ingang van 1903 worde verhoogd met f 1500. Daar toch uit het Rapport der Commissie, benoemd bij besluit der Provinciale Staten van 5 November 1901, N° XXII blpkt „dat het thans verleende subsidie van f 2000 niet als maximum moet worden beschouwd, mits VERSLAG ACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 597