Bijlage 24
VERSLAG van het Burgerlijk Armbestuur.
’s-Gravenhage, 18 Maart 1903.
Ter voldoening aan het voorschrift, vervat in art. 26 der
Verordening van 13 October 1880 (Verz. n°. 506), heeft het
Burgerlijk Armbestuur de eer den Gemeenteraad het navol
gende verslag aan te bieden, betreffende zijne verrichtingen
in het afgeloopen dienstjaar 1902.
In de samenstelling der commissie had geen verandering
plaats.
In het personeel der ambtenaren had de volgende mutatie
plaats.
Door den armenopzichter J. Taal werd aan H.H. B. en W.
een eervol ontslag uit zijne betrekking aangevraagd met
ingang van den laten Juli 1902. Nadat dit ontslag hem bij
besluit van voormeld college, d.d. 25/28 Maart 1902, was
verleend, werd in zijne plaats benoemd tot armenopzichter
P. Boef.
Wat den algemeenen toestand van het armwezen der
Gemeente over 1902 betreft, mag deze niet ongunstig ge
noemd worden.
Uit de hieronder volgende opgaven kan dan ook blijken,
dat het totaalcijfer der bedeelden in verhouding tot dat van
het vorige jaar weder minder is geweest, terwijl de gezamen
lijke kosten van onderhoud in het algemeen lager zijn, ten
gevolge van het vertrek van verscheidene gezinnen naar
elders, waar zij werk bekwamen.
Tot de gewone vermelding van eenige bijzonderheden
overgaande, vestigt het Burgerlijk Armbestuur de aandacht
op het navolgende:
Bij de eerste uitdeeling in Januari 1902 wees de lijst der
bedeelden te ’s-Gravenhage een cijfer aan van 398 gezinnen,
uitmakende 1101 personen, te zamen bedeeld met ƒ391 in