vertraging door ruw weer, waardooi' twijfel ontstaat of in
November of December 1903 de ingebruikstelling wel kan
voorzien worden.
De handel in rog is onbeduidend, daar de aanbrengst dier
vischsoort onbeteekenend is. De uitvoer van tongen naar
Engeland was gering, toch zijn er af en toe dagen, wanneer
vele schepen tegelyk hun vangst aan de markt brengen,
dat er partijen van deze vischsoort naar Engeland worden
gezonden; ook in ons land besteedt men daarvoor hooge
prijzen, zoodat alleen op dagen van wat ruimer aanvoer, en
daardoor billijker inkoopsprijs, kans bestaat eenig bevredi
gend resultaat te verkrijgen.
Uit Denemaiken werd ook dit jaar weder geen visch aan
gevoerd; de visscherij op de kusten van dit land schijnt
opgehouden te zijn; de schol wordt daar niet meer gevonden,
een groot verschil met 17 jaar terug.
Uit Engeland (Grimsby en Huil) kwamen slechts enkele
kleine partijen schelletjes en scharren, in den tijd dat onze
vloot ter haringvisscherij was; de toevoer blyft afnemen.
In Engeland wordt nog voldoende aangevoerd door de nog
steeds in aantal toenemende stoomtrawlers, welke nieuwe
vischgronden opzoeken, die door hen te bevisschen zyn.
Engelsche en Duitsche stoomtrawlers begeven zich zelfs
naar IJsland.
Vaartsnelheid en doelmatige inrichting voor ijsverpakking
maken aanbrengst in verschen toestand mogelijk; de waarde
dezer visch is dan meestal te hoog om ze voor droogvisch
te gebruiken. Bovendien zijn de Engelschen tegenwoordig
voldoende op de hoogte zelf hun visch te drogen. Deze tak
van nijverheid wordt ook te IJmuiden uitgeoefend: een en
ander doet onze drogerijen kwijnen. Van IJmuiden wordt
dagelijks visch naar hier gezonden, van 200 tot 500 manden,
die door handelaren in het groot hier aan de kleinere worden
verkocht, welke ze te ’s-Gravenhage en omstreken weer aan
den man brengen; het is gewoonlijk versch en goed in ijs
verpakt, zoodat ook daaronder weinig droogvisch voorkomt.
De makreelvisscherij werd niet meer uitgeoefend, de proef
in 1899 en 1900 genomen, had een zeer nadeelig financieel
resultaat opgeleverd, waardoor in 1901 reeds geen lust meer
bestond, die te herhalen en die lust bleef ook in 1902
achterwege.
In het laatst van Mei en begin Juni werd de haringteelt
aangevangen. De visschery werd iets noordelyker dan Shet
land aangevangen op 61 graden en enkele minuten, ter hoogte
van Baltasoundde haring daar gevangen was kloek en door
den handelaar zeer gewild, zoodat daarvoor een beduidend
hoogere prys werd gemaakt.
6
33 VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.