I
33
I
De visschery in November nabij den Engelschen wal
leverde over het algemeen een klein soort haring op, hoe
wel de aanvoeren van December te dien opzichte gunstiger
waren.
Als bijzonderheid mag zeker wel vermeld worden, dat dit
jaar de Scheveningsche bom SCH. 341 met een z.g. Engelsche
vleet in Juni heeft deelgenomen aan de -midsummer”-haring-
visscherij voor Lowestoft en daarmede een goed resultaat
heeft behaald.
Een aantal bommen, nog niet van een kiel voorzien, werd
weder aan het strand gereed gemaakt, vooral die welke aan
de schrobnetvisscherij hadden deelgenomen. Toch werden er
ook van uit Vlaardingen naar hier gebracht met het oog op
vertimmering, schoonmaken en teeren, waarvoor aan het
strand, tegen den duinvoet opgehaald zijnde, veel beter ge
legenheid is, dan ginds, waar men hoogstens 24 uren gebruik
kan maken van de scheepshelling. Aan deze visscherij werd
deelgenomen door 189 bommen en 144 loggers, waaronder
2 stoomloggers.
De haringvangst was zeer ruim en overtrof die van 1901
aanzienlijk, niettegenstaande dat reeds een goed vangjaar
was; terwjjl de prijzen gedurende de geheele teelt hoog
bleven. Aan schommelidgen was de markt bijna niet onder
hevig, zoodat de koopman door speculatie dit jaar zeker
niet heeft kunnen verdienen; een opgaande marktprijs moet
hem gunstig zijn om eens een goede verdienste te maken.
Voor reeders en visschers is de uitkomst meer dan bevredigend,
de gemiddelde besomming per bom kan dit jaar op f7.850,—
gesteld worden, tegen f 5.850,— in 1901.
De vangplaatsen der haring gaven geen nieuwe gezichts
punten tusschen 58° en 56° N. B. werd ook dit jaar weder
niets gevangen. Aan vang haringteelt: noordelijk, midden:
Doggersbank (zgn. op het zand) en einde zuidelijk Eng. wal
en binnenzee.
Het netten verlies was betrekkelijk gering. In October
kwamen slechts enkele schepen binnen met verlies van
want; verlies van de geheele vleet kwam bijna niet voor;
over het geheel viel niet te klagen, er zijn groote reederijen die
bijna geen net verloren hebben onder de verliezen moet
nog veel worden geweten aan het kappen door stoomtrawlers.
Voor groote rampen is onze visschersvloot gelukkig ver
schoond gebleven. Slechts een bom is verloren gegaan, nl.
de SCH. 151, die den 29sten October werd overstoomd door
het SS. „Blodwen”. De bemanning is echter gered geworden.
Op zichzelf staande gevallen, wel eens aan onvoorzichtigheid
toe te schrijven, vonden er vier plaats en wel:
Den 7en Juni viel van de SCH 214 de matroos A- van
VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.
1