33 32 8 Samenstelling en handelingen der Kamer. In geen De Kamer hield tien openbare vergaderingen. Naar aanleiding van de daarin behandelde onderwerpen wendde zij zich I. tot Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid in zake de verlegging van het eindpunt van den ontworpen electrischen spoorweg naar Rotterdam van het Station van den Staatsspoorweg naar dat der Hollandsche Ijzeren Spoorweg Maatschappij. De Kamer verklaarde met groote belangstelling van het oorspronkelijke plan kennis te hebben genomen, daar bij het toenemend verkeer tusschen Rotterdam en ’s Gravenhage een vermeerdering der verkeersmiddelen niet anders dan gewenscht kon geacht worden. Het plan, zooals het destijds was ontworpen, wasookh. i. in bijzonderheden aanbevelenswaardig, zóó door het voor nemen om de wagens met geregelde, betrekkelijk kleine tusschenpoozen te doen vertrekken, zóó niet het minst door het aanwijzen van het station van den Staatsspoorweg als begin- en eindpunt te ’s-Gravenhage. Waar een tweede lijn tusschen de residentie en Rotterdam zou worden aangelegd, kwam het juist gezien voor de eind punten niet te leggen in de stations der bestaande lijn, althans wat eerstgenoemde plaats betreft. De afleiding van een gedeelte van het drukke verkeer op de lijn Amsterdam - Rotterdam van het station der Hollandsche Ijzeren Spoor wegmaatschappij naar dat der Mij tot exploitatie van Staats spoorwegen was zeer zeker in het belang van het reizende publiek te achten en te meer klemde dit, waar de toegang tot de stad van de zijde van eerstgenoemd station nog te wenschen overlaat. Het station van den staatsspoorweg alhier daarentegen, meer nabij het centrum der stad gelegen, zou de te wachten vermeerdering van het verkeer zeer goed gunnen opnemen en een gedeelte van Den Haag, dat totnogtoe de samenstelling der Kamer kwam in het jaar 1902 wijziging. Met het einde des jaars verklaarde de heer H. W. Iserief, wiens mandaat ten einde liep, geen nieuwe benoeming te zullen aannemen Hoewel de Kamer, die de adviezen van den heer Iserief op prijs stelde, dit besluit betreurde, moest zij het eerbiedigen. In plaats van den heer Iserief werd, om met 1 Januari 1903 zitting te nemen gekozen de heer J. Th. Wouters. De andere aftredende leden, de heeren A. M. van Embden, G. M. de Niet. A. J. H. van Rijn en E. M. S. van Santen zagen hun mandaat vernieuwd. VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. f

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 683