1 I i I M Bi een snelle en gemakkelijke verbinding met Rotterdam miste (Bezuidenhout, Koninginnegracht Koningskade en aangren zende straten), zou in verbinding met de stoomtram van den Staatsspoorweg in het genot daarvan worden gesteld. Bij doortrekking van de geprojecteerde lijn naar Scheveningen zou den Haag bovendien aan beide zijden een ceintuurbaan verkrijgen in directe verbinding met Rotterdam en aan beide stations, zoowel hier als te Scheveningen, zou men gebruik kunnen maken van directe treinen naar de Maasstad. In het algemeen kwam het de Kamer verder voor, dat de exploitatie der nieuwe lijn door eene andere maatschappij, dan die welke de eenigethans bestaande directe verbinding bezit, een gezonde concurrentie zou bevorderen overeenkomstig de grondbeginselen der spoorwegovereenkomsten van 1890. Het zou Zijne Excellentie niet bevreemden, dat de Kamer, de plannen der Zuid-Hollandsche Electrische Spoorwegmij. beoordeelende als boven uiteengezet, met groote teleurstelling had vernomen, dat nadat de Hollandsche Ijzeren Soorwegmij. zich een beslissende stem had verzekerd in de vergadering van aandeelhouders harer concurrente, tot Zijne Excellentie het verzoek was gericht de richting zoo te mogen wijzigen dat in plaats van het station der Exploitatiemij dat der Holl. Ijzeren Spoorwegmij begin- en eindpunt der nieuwe lijn zou worden. Dat deze wyziging in het belang der H. IJ. S. M. zou zijn, kon de Kamer gereedelijk toegeven. Zij bleef meester van het geheele verkeer tusschen beide groote steden en behield, zoolang de nieuwe lijn niet naar Scheveningen werd door getrokken, het monopolie van rechtstreeksche verbinding met Rotterdam voor haar stoomtramlijn Holl. Spóor-Scheve- ningen via Loosduinsche weg-Laan van Meerdervoort. Of het algemeen belang echter door de bedoelde verande ring zou worden gediend, meende de Kamer te mogen be twijfelen. Immers het eenige verschil met den bestaanden toestand zou zyn, dat een nog grooter aantal treinen van het station der H. IJ. S. M. naar Rotterdam zou loopen. Reeds vertrokken dagelijks 32 a 33 treinen in ieder der beide richtingen tusschen 6 uur ’s morgens en 12 uur ’s nachts (dat is ongeveer om het half uur). Een vermeerdering van dat aantal zou zeker het verkeer vergemakkelijken, maar al de overige voordeelen, aan het oorspoonkelijk der Zuid- Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij verbonden, zouden wegvallen. Hetzelfde resultaat zou bovendien zijn te ver krijgen door langs den bestaanden weg desnoods na vermeer dering van het aantal sporen, meerdere treinen te doen loopen. Het oorspronkelijk plan bleef dan ook naar het oordeel der Kamer de voorkeur verdienen. 33 te 'ft VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN PABRIKKEN. 33

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 684