I f •i 8 i 41 a a 'j van een plan voor betere vertegenwoordiging. In Februari 1898 had deze commissie een uitvoerig rapport uitgebracht, waarby een schema voor een ontwerp van wet was gevoegd, waarin zij de conclusion, tot welke het onderzoek haar had geleid, had neergelegd. Met vele andere Kamers had de Haagsche Kamer zich met dit ontwerp vereenigd en zij was ook thans nog van oordeel, dat wrelke wijzigingen in onderdeden wellicht gewenscht zyn in hoofdzaak een deugdelijke vertegenwoordiging van handel en nij vei heid door toepassing van de in het boven genoemde ontwerp neergelegde beginselen zou zijn te ver krijgen. Ook het in de missive van den Bond genoemde bezwaar van onvoldoende samenwerking werd daarin op gelukkige wijze ondervangen. Waar de Kamer zich dus geheel kon vereenigen met den wensch, dat handel en nijverheid spoedig op betere wijze zouden worden vertegenwoordigd dan bij de bestaande organisatie der Kamers van Koophandel mogelyk is, meende zij de voorkeur te moeten geven aan wijziging conform de plannen der commissie tot Reorganisatie boven instelling van een Raad van Handel en Nijverheid, als in de missive voor gestaan, en moest zy tot haar leedwezen daaraan haar steun onthouden. Was de Kamer juist ingelicht, dan w’as den Bond ook reeds van andere Kamers een dergelijk antwoord geworden. Mocht de kennisneming van het Rapport der Commissie tot Reorganisatie, dat naar de Kamer vermoedde bij het stellen zyner missive het bestuur van den Bond niet bekend was, aanleiding geven tot een besluit zich bij de beweging om overeenkomstig de daarin neergelegde beginselen tot betere regeling te geraken, aan te sluiten, dan zou de Kamer zich daarin te meer verheugen, omdat bij de tegenwoordige Regeering blijkens de debatten over de Staatsbegrooting van dit jaar niet de overtuiging scheen te bestaan, dat de wensch naar een betere vertegenwoordiging door handel en ny verheid zelf werd gedeeld. XI. Tot zyne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid naar aanleiding eener missive der Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen aan belang hebbenden by den boterhandel en een in verband daarmede tot den Minister gericht adres der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Delft. Daar ook de Kamer ten volle overtuigd was van het belang dat met alle bereikbare middelen worde gestreefd naar de bevestiging en het herstel van den goeden naam der Neder landsche boter in het buitenland, veroorloofde zij zich het verzoek om tegemoetkoming en steun voor het tot stam} VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. 33

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 692