34
12
dijk, afgebroken in Juli 1902, en andere aanwinsten van
geschiedkundige prenten welke zeer bezienswaardig zijn,
werden neergelegd in de groote benedenzaal.
Restauratiën
Door welwillende tusschenkomst van Mr. A. L. E. Ridder
de Stuers, Buitengew. Gezant en Gevolm. Minister te Parys,
werden van drie der negentien tapijtkussens, de kussenbladen
hersteld door de firma L. de la Forest en Maus te Parijs,
welke dezen arbeid zeer goed verrichtte. Ook de andere kussens
zullen zulk eene bewerking ondergaan.
De Heer C. F. L. de Wild maakte een aanvang met het
verdoeken en restaureeren der schilderijen. Gerestaureerd
werden het portret van Jacob Cats, van de hand van Lieve
de Jongh (Cat. Nu. 230) en de schilderij door D. van der Lisse
(Cat. N*’. 262): daarna is het verdoeken der van Ravensteyn
(Cat. N°. 313) ondernomen.
Aard van het gebruik door het publiek en de
kunstenaars van het Museum gemaakt.
Het Museum werd bezocht door 12750 personen tegen
12875 in 1901.
Den 12 Februari vereerde Z. D. H. de Hertog van Mecklen
burg met gevolg, het Museum met een bezoek. Bij het bezoek
op Zondag 26 Januari in de ochtenduren, van het Bestuur
en Leden van den Nederl. Bond van Horlogemakers, was
voornamelijk de aandacht gevestigd, op de overblijfselen van
het slingeruurwerk uit den toren te Scheveningen, alwaar
de uitvinding van Christiaan Huyghens het eerst werd toe
gepast. Voorts worde vermeld het bezoek van elf leden der
alhier gevestigde Toynbee-vereeniging, op Zondag 4 Mei,
terwijl als gewoonlijk scholieren, zoowel van hier als van
elders, onder leiding hunner onderwijzers het Museum be
zichtigden.
Verzoeken om verlof tot het maken van studieëii, copieën
en photographieên naar schilderijen en teekeningen nemen
steeds toe in aantal. Sommige dier bezoekers beoogen daar
mede eigen oefening of studie, anderen trachten door verkoop
der gemaakte copieën in hun onderhoud te voorzien. Het
photographeeren geschiedt voornamelijk voor vaktijdschriften
van kunst en wetenschap.
Maatregelen in het belang van het Museum
wenschelijk te achten.
Uit het medegedeelde blijkt dat ruimte voor het behoorlijk
tentoonstellen der verschillende voorwerpen, schilderijen enz.,
even noodig is als -versterking der geldmiddelen.
VERSLAG GEMEENTEMUSEUM.