37 ’s-Gravenhage, 17 Januari 1903. De lijdelijke Inspecteur ter bestrijding der Cholera, T. W. BEUKEMA. I 1 betreft, waarvan de lange duur der behandeling van de zyde der pleegzusters groote offers aan tijd en inspanning vordert. Hoe bevredigend ook de uitkomsten mogen worden genoemd, die door de gezamenlijke pogingen van schoolarts, onder wijzers, geneeskundigen en pleegzusters werden verkregen, toch blijven door een aantal omstandigheden de resultaten nog verre beneden hetgeen wordt nagestreefd. Het grootste struikelblok in dezen is wel de onverschillig heid, onwil en onwetendheid van een deel der ouders en verzorgers der kinderen, waartegen ook de talrijke artikelen der leerplichtwet machteloos blijken te staan. In zeker opzicht is de groote uitbreiding der administratieve werkzaamheden, door genoemde wet aan de schoolhoofden opgelegd, de oorzaak dat deze aan het waarnemen van den lichamelijken toestand der scholieren minder aandacht en tyd kunnen wijden dan wenschelijk is. Bovendien gebeurt het niet zelden dat nadeelen van allerlei aard, bijv. afwezigheid wegens deelneming aan examen-commissies, begeleiding van kinderen naar de gaar keukens, om niet te spreken van ziekte van hoofden van scholen en klassen-onderwijzers, en daardoor teweeggebrachte verwisseling van personeel, den schoolarts bij zijn bezoek opvallen, en hem een deel van de hulp en voorlichting doen missen, die hij bij zijn onderzoek zoo noodig heeft. 4 VERSLAG VAN DEN TIJDELIJKEN INSPECTEUR.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 729