I
I
n
de oude riolen werd weder
Bij schrijven van 20 26 Maart en van 13 November
werd van Dijkgraaf en Heemraden bericht ontvangen
dat hun College meende bezwaar te moeten maken
tegen het verleenen van vergunning voor sommige dier
werken, omdat niet tevens vergunning gevraagd was
voor andere werken, voor welke B. en W. meenen, dat
het vragen van vergunning niet noodig is.
Het openbaar belang der voorgenomen werken erkend
zijnde bij de Wet van 10 November 1900 (Staatsbl.
no. 181) en bij K. B. van 26 Juli 1902 no. 26 hebben
B. en W. besloten op grond van Art. 3 der Wet van
23 Mei 1899 (Staatsbl. no. 129) de vereischte vergunning
te vragen aan de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Den 19den Juni werd intusschen, voorloopig achter
wege latende de werken tot welker uitvoering de ver
gunning van Delfland noodig was, openbaar aanbesteed
het maken van het moerriool tusschen de Stille Veer
kade en de Lijnbaan en van een gedeelte verzamelriool
in de Lijnbaan (zie ook sub b. 2°, e. 2° en 5°).
Den 20sten November werd openbaar aan besteed het
leggen van een riool in de te dempen Schelpsloot tot
het maken van welk werk besloten was in de Vergadering
van den Gemeenteraad van 4 Februari (zie sub b. 1°
en 3° en e. 1°).
Met de opname van
geregeld voortgegaan.
De riolen, welke verder dit jaar werden aanbesteed,
zijn aan het slot van onderdeel B b opgegeven en zijn,
voor zoover zij geheel voltooid werden, mede opgenomen
in de hiervoren gedane opgave der uitbreidingen, welke
het riolennet onderging.
De ontwerpen voor de moerriolen in Turfmarkt en
Nieuwe Haven en die voor de bemaling der Z.O. stads
wijk zijn in bewerking.
Teneinde te voorzien in het geval dat bij een onver
hoopt defect aan het stoomgemaal der rioleering aan de
Duinstraat in de bemaling zou worden te kort geschoten,
werd dit stoomgemaal uitgebreid door het bijplaatsen
van een tweede stoommachine van 20 W. P. K. met
centrifugaalpomp, nadat hiertoe de vergunning volgens
de Hinderwet was verleend bij beschikking van G. S.
25 Maart
3 April
1