12
I
A. Scheikundig ondersoek.
Het in den Haag geleverde duinwater werd in het jaar
1903 twaalf malen (n.l. ééns per maand) scheikundig onder
zocht.
Het gehalte aan chloor was bijna steeds constant en nooit
hooger dan het vorige jaar.
Het gehalte aan zwavelzuuranhydrid schommelde zeer weinig
en komt het gemiddelde vrijwel overeen met dat van verleden
jaar.
Het gehalte aan opgeloste vaste stoffen schommelde weinig
en is het gemiddelde iets lager dan het vorige jaar.
Het gemiddelde gloeiverlies komt overeen met dat van het
vorige jaar.
Het gehalte aan kalk gaf slechts kleine verschillen en is
het gemiddelde cijfer iets lager dan dat van 1902.
Het gehalte aan kiezelzuur anhydrid was de beide eerste
maanden van het jaar zeer laag, daarna schommelde het
slechts weinig en is het gemiddelde lager dan verleden jaar.
Het gehalte aan magnesia is gemiddeld iets hooger dan
het vorige jaar, hoewel de schommelingen ook thans klein
waren.
De oxydeerbaarheid van het water, aangegeven in m. g.
chamaeleon, schommelde nu en dan vrij merkbaar, doch bleef
steeds voldoende laag en was het gemiddelde gelijk aan dat
van verleden jaar.
Het gehalte aan ijzeroxyde en alluinaarde was steeds zeer
gering en het gemiddelde lager dan het vorige jaar.
De reactie van het water was steeds neutraal.
Helderheid en kleur lieten niets te wenschen over.
De smaak en reuk waren steeds uitstekend.
Ammoniak, salpeterzuur, salpeterigzuur, lood en koper waren
steeds afwezig.
Evenals in vorige jaren zijn de uitkomsten van de onder
zoekingen in de als Bijlage 1 hiernevens gevoegde Tabel
neergelegd; evenzoo is een graphisch overzicht vervaardigd
van deze uitkomsten, hetwelk als Bijlage II hierbij wordt
overgelegd.
Wij mogen dus besluiten dat de scheikundige samenstelling
van het duinwater in het jaar 1903 steeds uitstekend was
en in geen enkel opzicht als drinkwater iets te wenschen
overliet.
Rapport omtrent de onderzoekingen ten dienste der
Duinwaterleiding te 's-Gravenhage, verricht in hel
jaar 1903.
4ÈK