20
dusver in het hulpgebouw aan de Keizerstraat waren onder
gebracht geweest; op 1 Juni d. a. v. werden nog 54 nieuwe
leerlingen opgenomen, welke verdeeld werden over twee
parallelklassen. De heer Vonk, die mede met het oog op
zijnen gezondheidstoestand overplaatsing naar de Badhuis
kade wenschte, werd aan het hoofd der nieuwe school
gesteld. Zijne plaats aan de Badhuisstraat werd met ingang
van 1 Juni vervuld door de benoeming van den heer J. L.
van Schie tot hoofd dezer school.
Tengevolge van ernstige ongesteldheid waren enkele hoofden
gedurende een groot gedeelte des jaars aan hunne school
onttrokken. Tot herstel van gezondheid was de heer G. J.
Ligthart nog gedurende de eerste maanden des jaars afwezig
en werd zijne taak waargenomen door het plaatsvervangend
hoofd den heer J. P. W. van Dijk. Om gelijke reden was de
leiding der openbare school tweede klasse aan de Nieuwe
Haven van begin Maart tot einde Juli toevertrouwd aan
het plaatsvervangend hoofd den heer J. H. Koert. Eindelijk
was ook de heer A. Palte door een langdurige ziekte tot
afwezigheid gedwongen. Het aanvankelijk verleend verlof
moest bij herhaling verlengd worden en ook aan het einde
des jaars was hij tot zijne taak nog niet wedergekeerd,
zoodat gedurende het grootste gedeelte des jaars de school
aan de Kerkstraat aan de leiding van het plaatsvervangend
hoofd, den heer van der Boom, was toevertrouwd.
De l9te September was voor twee hoofden een herinnerings-
dag; de heer W. de Vletter mocht den dag herdenken,
waarop hij. 40 jaren geleden, als hoofd eener openbare lagere
schooi hier ter stede in functie trad, terwijl op denzelfden
dag de heer J. M. Keen op zijne 25-jarige ambtsvervulling
mocht terugzien.
In het onderwijzend personeel kwamen aan de meeste
scholen betrekkelijk weinige veranderingen voor: zij zijn in
de achter dit verslag onder letter D afgedrukte tabei opge
nomen. De belangrijkste wijziging, welke ten aanzien van
het onderwijzend personeel in 1903 haar beslag kreeg en
waarvan de gevolgen voor eiken onderwijzer mede in dezelfde
tabel zijn aangeteekend, betreft de nieuwe regeling van
jaarwedden en indeeling in klassen. Op 24 Maart werd
de verordening N°. 7 van 1903 vastgesteld, waarbij voor
schriften worden gegeven ten aanzien van de regeling en
bezoldiging van het onderwijzend personeel en van de kwee-
kelingen aan de openbare lagere scholen. Sinds dien zijn als
klasseonderwjjzers en als onderwijzeressen voor handwerken
slechts werkzaam onderwijzers en onderwijzeressen eerste
en tweede klasse In verband hiermede is tevens eene meer
billijke regeling van de jaarwedden ingevoerd. Voor de
4
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.