20 a bi benoeming van onderwijzers en onderwijzeressen tweede klasse is bovendien op 27 Februari 1903 door Burgemeester en Wethouders een stel regelen vastgesteld, welke zijn in acht te nemen bij het voorbereiden van die benoemingen. De sollicitanten naar eene betrekking als zoodanig worden onderworpen aan een onderzoek, hetwelk éénmaal ’sjaars wordt afgenomen. Om tot dit onderzoek te worden toegelaten moet de candidaat in het voorafgaande jaar of vroeger de akte, bedoeld in art. 56a, hebben verworven en bovendien gedurende tenminste negentig dagen als regelmatig aange steld onderwijzer werkzaam geweest zijn. Degenen, die aan het onderzoek voldoen, worden, in volgorde van het behaald aantal punten, op eene lijst gebracht en uit deze lijst van benoembaren worden de ontstaande vacatures aangevuld. Het. hoofd der school, waar eene plaats openvalt, krijgt van wege Burgemeesters en Wethouders eene opgave van de zes candidaten der lijst die van boven af aan de beurt zijn, benevens van de namen der onderwijzers, die reeds in dienst der gemeente zijn en naar de opengevallen plaats solliciteeren. Over tenminste drie hunner moet het hoofd dan rapport uitbrengen. Een onvermijdelijk gevolg van deze nieuwe regeling is, dat sommige hoofden van scholen èn door het zitting nemen als deskundige in de commissie voor het onderzoek van de candidaten èn door het bezoeken van sollicitanten buiten de stad gedurende meerdere schooltijden aan hunne school worden onttrokken, waartegenover staat, dat een en ander vroeger nog veel meer afwezigheid van de hoofden tengevolge had. Het onderwijs aan sommige scholen had te lijden door samentreffende vacatures en door het gedwongen verzuimen van personeel wegens ziekte en andere onvermijdelijke omstandighedenover het algemeen genomen valt echter in het afgeloopen jaar over verzuimen niet te klagen. Tijdelijk personeel werd steeds aangevraagd en aangesteld, wanneer verlof moest worden toegestaan voor langeren tijd. By afwezig heid gedurende enkele schooltijden nam zooveel mogelijk het hoofd der school de onbeheerde klasse voor zijne reke ning, terwijl soms ook, noodgedwongen, tot samensmelting van twee klassen toevlucht genomen moest worden of een der kweekelingen met acte, onder toezicht van het hoofd, tijdelijk inviel. De ijver en plichtsbetrachting van het personeel gaven, volgens de verklaring der hoofden, van bijna allen reden tot groote tevredenheid Overtreding van art. 16 der Verordening N°. 3 van 1897 kwam slechts bij uitzondering voor. Ook aan het verbod om lichamelijke straffen en kastijdingen toe te dienen werd zoo getrouw mogelijk de hand gehouden. Slechts 5 I VERSLAG LAGER ONDERWIJS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1903 | | pagina 383