20
VERSLAG van den heer Dr. T. W. Beukema.
Dit toezicht betrof het bezoeken van 41 scholen le en 2e
klasse, waaraan ik 172 bezoeken bracht.
Voorop stond bij mijn bezoek steeds het onderzoek naar
bestaande lichaams- en zielsgebreken onder de leerlingen,
waarbij die der zintuigen een voorname plaats innamen, en
in alle gevallen, waarin eene eenigszins belangrijke afwijking
in vorm of functie zich voordeed, of mocht worden onder
steld, heb ik aangedrongen op een speciaal onderzoek door
den huisarts, of op een der hier in aantal bestaande
poliklinieken.
Bij elke herhaling van mijn bezoek was het mijn streven
om nauwkeurig te vernemen, welk resultaat dat onderzoek
had opgeleverd, en of eene consequent doorgevoerde genees
kundige behandeling het gevolg was geweest van de ver
wijzing naar den geneesheer.
Slechts een deel der ouders geven zich echter de moeite
om aan het hoofd der school de resultaten van dit genees
kundig onderzoek, de gevolgde behandeling, den vereischten
duur en het te verwachten gevolg daarvan mede te deelen,
en telkens staat de schoolarts weer voor het feit, dat hij
zijne inlichtingen op deze punten moet putten uit hetgeen
de kinderen zelven daarvan kunnen of gelieven te zeggen.
Wie nu eenige jaren de schooljeugd onder deze omstan
digheden heeft gadegeslagen, maakt in ruime mate kennis
met de begrensdheid van het kinderlijke brein, om op de
eenvoudigste vragen een min of meer bevredigend antwoord
te geven. Wanneer men daarbij ziet, dat de leerling zelf of
zijne ouders niet zelden de door den arts voorgestelde be
handeling verzuimen, dan doet men wel eens, meer dan
gewenscht is, de ervaring op, dat het kind ter gelegener tijd
niet afkeerig is van het geven van ontwijkende antwoorden,
zich van don domme houdt, of zelfs voor onwaarheden niet
terugdeinst.
1
Letter L.
Geneeskundig toezicht op Scholen.