23
3
2. Leeraren.
schooljaar voor het eerst deel aan de gymnastieklessen in
eene afzonderlijke afdeeling.
56 leerlingen gebruikten de vrije middagen op Dinsdag en
Donderdag tot het ontvangen van Godsdienstonderwijs. Dit
cyfer bedroeg het vorige schooljaar slechts 34.
De heer Lampe, leeraar in het handteekenen, werd benoemd
aan de scholen B; te zijner vervanging trad op de heer
M. Kraamer.
De leeraar in de Staatsinrichting Mr. van Lier, verzocht en
verkreeg zijn eervol ontslag. In zijne plaats werd aanvankelijk
tijdelijk aangesteld de heer Mr. Dr. .1. B. Cohen, wiens defi
nitieve benoeming in Augustus 1903 volgde.
De heer Heyligers, leeraar in de Hoogduitsche taal, werd
aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus benoemd
in zijne plaats trad op de heer G. Gosses, die met 1 Sept,
zijne betrekking aanvaardde.
Ter aanvulling der lessen in de Engelsche taal werd de
aan de scholen B nieuw benoemde leeraar, de heer J. van
Dam, door B. en W. aangewezen om 9 uur per week aan
deze school les te geven Daar de heer van Dam echter eerst
medio November in dienst, der Gemeente kon treden, werden
bedoelde lessen van den aanvang van den nieuwen cursus
lot 15 November tijdelijk gegeven door mej. M. E. Brandes,
daartoe benoemd.
Het vermeerderd aantal leerlingen maakte uitbreiding van
het leeraarspersoneei voor de vakken Ned taal, Geschiedenis
en Aardrijkskunde en Wiskunde noodzakelijk. De heer M. A.
van Weel uit Arnhem voor de eerste rubriek tot leeraar
benoemd, solliciteerde reeds vóór de aanvaarding zijner be
trekking voor de scholen B. by welke hij werd aangesteld.
Van 1 Sept, tot 1 Nov. werd het onderwijs in genoemde
vakken daarom tijdelijk gegeven door Dr. Ebbinge Wubhen,
die spoedig daarna op verzoek eervol van die taak werd
ontheven. Daarom werd in het onderwijs voorzien door de
dames Zuidema en Walther, van de H. B. S. voor meisjes,
en den leeraar dezer school, Eckmann. die respectievelijk 5,
4 en 9 lesuren per week op zich namen. Deze toestand duurde
aan het eind van hot verslagjaar nog voort, doch zoude
spoedig plaats maken voor eene definitieve vervulling der
betrekking van leeraar in Nederlandsche Geschiedenis en
Aardrijkskunde, tengevolge van de benoeming daartoe in
Januari 1904 van den heer W. F. Tiemeyer. Voor het onderwijs
in de wiskunde, werd, na eene oproeping van sollicitanten in
den zomer 1903, welke echter geen candidaten met voldoende
VERSLAG OMTRENT HET MIDDEI.B. ONDERWIJS.