I
I
f
t
I
Byiage 26
VERSLAG van het Burgerlijk Armbestuur.
’s-Gravenhage, 28 Maart 1904.
1
a
Ter voldoening aan het voorschrift, vervat in art. 26 der
Verordening van 13 October 1880 (Verz. n°. 506), heeft het
Burgerlijk Armbestuur de eer den Gemeenteraad het navol
gende verslag aan te bieden, betreffende zijne verrichtingen
in het afgeloopen dienstjaar 1903.
In de samenstelling der commissie had geen verandering
plaats.
In het personeel der ambtenaren had geen mutatie plaats.
Wat den algemeenen toestand van het armwezen der Ge
meente over 1903 betreft, mag deze niet ongunstig genoemd
worden.
Uit de hieronder volgende opgaven kan dan ook blijken,
dat het totaalcijfer der bedeelden in verhouding tot dat van
het vorige jaar weder minder is geweest, terwijl de gezamen
lijke kosten van onderhoud in het algemeen lager zijn, ten
gevolge van het vertrek van verscheidene gezinnen naar
elders, waar zij werk bekwamen.
Tot de gewone vermelding van eenige bijzonderheden over
gaande, vestigt het Burgerlijk Armbestuur de aandacht op
het navolgende:
Bij de eerste uitdeeling in Januari 1903 wees de lijst der
bedeelden te ’s-Gravenhage een cijfer aan van 416 gezinnen,
uitmakende 1194 personen, te zarnen bedeeld met f 430,45
in geld en 388 brooden. Te Scheveningen beliep dat cijfer
151 gezinnen 286 personen. In die afdeeling bedroeg op
dat tijdstip de onderstand f 158,30 in geld en 204 brooden.
Alzoo bedroeg de lyst op 1 Januari te zamen 567 gezinnen,
uitmakende 1480 personen, met eenewekelijksche ondersteu
ning van f 588,75 in geld en 592 brooden, dat bij omslag
voor ieder gezin ruim 1O3’;2 cent ’s weeks aanwijst, alzoo