39 9 van Burgemeester en Wethouders en onder de door hen te stellen voorwaaiden. Niet zelden, zoo bleek aan de Commissie, worden paarden gehouden in schuurtjes, die daarvoor ten eenemale ongeschikt zyn en waarin de hoognoodige middelen tot afvoer van vloeibare uitwerpselen en tot tijdelijke berging van vaste meststoffen ontbreken. Wel is waar, is het aanleggen vaneen mestverzameling zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders niet geoorloofd, en wordt als zoodanig beschouwd het bewaren gedurende meer dan vier en twintig uren van paardenmest, doch het toezicht op dit voorschrift is uit den aard der zaak zeer moeilik. In het zoogenaamde Roode Dorp (aan de Witte Brug) trof de Commissie een zeer primitief ingerichte mestverzameling in de onmiddellyke nabijheid van een aantal woningen aan. Hoewel de eigenaar voornemens scheen om de inrichting te verbeteren, meende de Commissie toch met het oog op de toenemende bevolking in die buurt het Gemeenebestuur te moeten adviseeren de vergunning voor het houden van die mestverzameling in te trekken. Blijkens mededeeling in den aanvang van 1904 ontvangen, hebben Burgemeester en ‘Wet houders aan dit advies gevolg gegeven. c. Verontreiniging van de lucht door fabrieken enz. Klachten over verontreiniging van de lucht door fabrieken kwamen by de Commissie niet in. Zjj meent echter te dezer jilaatse te moeten vermelden, dat zij zevenmaal door den Hoofdinspecteur der Volksgezondheid werd gehoord over hem door het Gemeentebestuur om advies gezonden verzoeken, tot het oprichten van varkens- en runderslageryen. Omtrent twee verzoeken adviseerde de Commissie na onderzoek ongunstigniettemin werden alle verzoeken inge willigd. In al hare adviezen protesteerde de Commissie intusschen tegen het ontbreken van een abattoir in de ge meente, waardoor het geven van vergunningen voor zoo zeer voor de gezondheid schadelijke inrichtingen, als slachtplaatsen, in de dichtbevolkte gedeelten van de gemeente nog steeds een noodzakelyk kwaad is. De Commissie achtte geen termen aanwezig om de abat- toirvraag tot een afzonderlijk onderwerp van behandeling te maken. Dat in steden van den omvang van de residentie een zoodanige inrichting niet ontbreken mag, is hams inziens behalve wellicht in kringen van belanghebbenden VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE. 11 Toevalligerwiixe bestaat echter geen der beide inrichtingen meer, tegen welker "prichting de Commissie adviséerde: de eenv vergunning werd ingetrokken, wijl voorwaarden daaraan verbonden niet werden nageleefd, de andere verviel, w(jl daarvan niet binnen den bepaalden termijn gebruik was gemaakt

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1903 | | pagina 766