39
vraagd, zoude worden gebouwd tusschen de Zandvoortstraat
de Renbaanstraat en de Dirk Hoogenraadstraat en bestaan uit
8 beneden- 8 bovenwoningen; hieromtrent adviseerden wij
ongunstig, omdat niet alleen de te bouwen woningen zelf
geen voldoende licht- en luchttoevoer zouden hebben, maar
wijl ook aan de achterzijde van de huizen, reeds langs de
Renbaanstraat bestaande en binnenkort langs de beide andere
genoemde straten op te richten, een behoorlijke licht- en
luchttoevoer zoude ontnomen zijn en dus een toestand zoude
zijn geschapen, die in oud-Scheveningen en de binnenstad
van ’s-Gravenhage terecht algemeen veroordeeld wordt.
Ook in de vier gevallen, waarin het den bouw van een
werkplaats gold achter of in de tuinen van aan de straat
gelegen perceelen, meenden wij afwijzend te moeten advi-
seeren. In alle vier de gevallen betrof het toch terrein tusschen,
betrekkelyk kort geleden aangelegde straten, en was bij de
goedkeuring van het stratenplan ongetwijfeld van het denk
beeld uitgegaan, dat het terrein tusschen de achtergevels der
gebouwen onbebouwd zou blijven, zoodat licht en lucht ook
tot de achtergevels in ruime mate konden toetredenal kan
nu in op zichzelf staande gevallen somtijds aangetoond wor
den, dat de toestand door het te stellen gebouw niet belang
rijk slechter zal worden, indien men eenmaal afwijkt van
het oorspronkelijk plan, dan is toch niet te voorkomen, dat
er langzamerhand een toestand ontstaat, gelijk terecht, in
de oude buurten wordt afgekeurd.
In een der vier gevallen volgde het Gemeentebestuur ons
advies; in de drie andere, die tegelijkertijd waren behandeld,
ontving de Commissie tot haar verwondering de mededeeling,
dat de Raad op advies van Burgemeester en Wethouders aan
de adressanten had te kennen gegeven, dat vergunning niet
noodig was, wijl de te bouwen werkplaatsen konden geacht
worden te vallen onder „andere bijgebouwen achter een per
ceel”, waarvan het bouwen volgens het bepaalde sub c van
artikel 1 der verordening is uitgezonderd van het verbod om
te bouwen op meer dan 10 Meter achter de rooilijn.
Deze mededeeling gaf onze Commissie aanleiding tot een
nieuw onderzoek ter plaatse, dat er toe leidde om aan Bur
gemeester en Wethouders een schrijven te richten, waarin
er op werd gewezen, dat hun College althans in twee van
de drie gevallen verkeerd moest zyn voorgelicht, toen het
aan den Raad bovengemeld voorstel deed.
„Het wil ons toch voorkomen,” zoo schreven wij, „dat met
bijgebouwen nooit iets anders kan bedoeld zijn dan gebouwen,
die, zoo al niet stoffelijk, dan toch uit het oogpunt van het
maatschappelijk verkeer één geheel uitmaken van het hoofd
gebouw, d. w. z., waarvan het by eventueelen eigendoms-
11
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.