43
3
2e lid der
van artikel 18, 4e lid, a, b en c, der
lid, a, b en c der Woningwet werd niet
en sluiting van onbewoonbaar verklaarde
woningen, met opgave van het aantal gevallen.
Ontruiming of sluiting van onbewoonbaar verklaarde
van
woningen werd niet bevolen.
15. Toepassing van artikel 22 der Woningwet.
Artikel 22 der Woningwet werd niet toegepast.
16 Toepassing van artikel 25 der Woningwet.
Artikel 25 der Woningwet werd niet toegepast.
HOOFDSTUK IV.
Onteigening.
17. Onteigening volgens artikel 77 der Onteigeningswet,
onderscheiden naar gelang artikel 77, le, 2e, 3e of 4e lid, is
toegepast; met vermelding, of de onteigening geschiedde ten
name der Gemeente of van vereenigingen, vennootschappen
of stichtingen, krachtens Raadsbesluit of krachtens Koninklijk
besluit.
Onteigening volgens artikel 77 der Woningwet vond niet
plaats.
HOOFDSTUK V.
Uitbreiding van bebouwde kommen.
18. Raadsbesluiten ingevolge artikel 27, le lid, der Woning-
wet. Toepassing van artikel 27, 2e bn 3e lid.
Ingevolge artikel 18, le lid der Woningwet werd één
woning onbewoonbaar verklaard bij Raadsbesluit van den
23sten November 1903.
Van de bij artikel 19, 3e lid der Woningwet gegeven
bevoegdheid, om bij Gedeputeerde Staten voorziening te
vragen van het besluit tot onbewoonbaarverklaring werd
voor het evenbedoelde geval geen gebruik gemaakt.
De termijn by artikel 18, 7e lid, gesteld voor het aan de
onbewoonbaar verklaarde woning bevestigen van het in dat
lid bedoelde kenteeken, was op 31 December 1903 nog niet
verstreken.
12. Onbewoonverklaring ingevolge artikel 18, 2e lid, der
Woningwet.
Onbewoonbaarverklaring ingevolge art.
Woningwet werd niet uitgesproken.
13. Toepassing
Woningwet.
Artikel 18, 4e
toegepast.
14. Ontruiming
BEDOELD BIJ ART. 52 DER WONINGWET.
18,
VERSLAG,