By Ince 44
VERSLAG betreffende de verzekering van werklieden in dienst
der Gemeente, krachtens de Ongevallenwet 1901.
Burgemeester en Wethouders hebben de eer hierbij den
Gemeenteraad aan te bieden een overzicht van de werking
der Ongevallenwet over het tydvak van hare inwerking
treding af (1 Febr. 1903) tot den 31 December 1903.
In de verschillende kolommen zijn, voor elk verzekerings-
plichtig bedryf afzonderlijk, aangegeven 1". het uitbetaalde
loon, 2". het totaal van de toegekende schadeloosstellingen
en voorloopige renten, 3°. het aandeel in de administratie
kosten van de Rijksverzekeringsbank en in de terugbetaling
van het voorschot, bedoeld in art. 93 der Ongevallenwet 1901,
4". het aandeel in de administratiekosten der Centrale Werk-
gevers-Risicobank, 5°. het totaal van kolommen 2, 3 en 4,
6". de premie, welke de Gemeente zou moeten hebben
betalen, ware zy aangesloten geweest bij de Ryksverzekerings-
bank, 7®. het voor de Gemeente voordeelig Verschil, bestaande
in het bedrag, waarmede de eventueel te betalen premie, de
betaalde schadeloosstellingen enz. te boven gaat, 8". en 9”. de
verhouding van het totaal der kolommen 2 en 3, resp. 2, 3
en 4, tot het cijfer genoemd in kolom 6.
Vervolgens is aangegeven de tyd. gedurende welken de
getroffenen ongeschikt tot werken zijn geweest.
9 getroffenen ontvingen eene uitkeering ook nog na verloop
van zes weken na den dag van het ongeval.
Ben getroffene in dienst van de Brandweer ontving van
13 Februari—26 Maart gedurende zes weken eene schadeloos
stelling, terwijl hy sedert 26 October opnieuw een geregelde
uitkeering ontving, welke toestand op 31 December nog
voortduurde.
Twee getroffenen in dienst van de Gasfabriek ontvingen
eene schadeloosstelling, van den dag van het ongeval af.
nog op 31 December, één sinds 5 Juli van 70% van zijn
loon en één sinds 24 Februari—7 November van 70 maar
daarna van 14 van zyn loon.
Voortdurende renten werden niet toegekend.
De schadeloosstellingen en voorloopige renten werden steeds
toegekend tot een bedrag van 70% van het dagloon, uitgezon
derd het bovengenoemde geval, waarin 14 werd toegekend.
Ongevallen, welke den dood ten gevolge hadden, kwamen
niet voor.
Het bestuur der Rijksverzekeringsbank besliste, dat de
iiangifte van de vrijwillige brandweer als verzekeringsplichtig
bedrijf ten onrechte was geschied, op grond van de volgende
overwegingen