44 2 „dat van een brandweerbedryf in den zin der Ongevallen- „wet 1901 alleen dan sprake kan zyn, wanneer de personen, „die het uitoefenen, van het blusschen of voorkomen van „brand hun vast beroep maken en daarin hun levensonderhoud „vinden, doch dat, wanneer deze werkzaamheden ten aanzien „van den dagelijkschen arbeid van hen, die ze uitoefenen, „slechts een bijkomstig karakter dragen, die personen niet „geacht kunnen worden het brandweerbedryf uit te oefenen „dat de werkzaamheden der vrijwillige brandweer in de ■gemeente ’s-Gravenhage bovenbedoeld bijkomstig karakter „dragen, zoodat, indien zij in dienst van een privaat persoon „werden verricht, de werkgever niet geacht zou kunnen „worden een verzekeringsplichtig bedrijf uit te oefenen, „reden, waarom ook op de gemeente's-Gravenhage, ingevolge „art. 3 derde zinsnede der Ongevallenwet 1901, in deze „geen verzekeringsplicht rust.” Tegen deze beslissing werd niet in hooger beroep gegaan. De indeeling van de verschillende verzekeringsplichtige bedrijven in gevaren klassen greep eerst in het begin van 1904 plaats. Tegen één aanslag n.l. van die der Openbare Reiniging in Klasse X werd beroep ingesteld en wel met goed gevolg, zoodat dit bedrijf in Klasse IX werd gerangschikt. Het aandeel, dat de Gemeente moest bijdragen in het Reserve fonds der Centrale Werkgevers-Risicobank was ƒ21.128; de entreegelden waren 1588,— hierbij zij er aan herinnerd, dat het aandeel in' het Reservefonds bij uittreden wordt teruggegeven. Hoewel niemand in- den Gemeenteraad, bij de behandeling van het voorstel der speciale Raadscommissie om het risico der bjj de Ongevallenwet geregelde verzekering der gemeente werklieden over te dragen aan de Centrale Werkgevers- Risicobank (20 Januari 1903), zich op het standpunt geplaatst heeft, dat men zich by de Rijksverzekeringsbank moest aansluiten en dus de voordeelen van het zelfdragen van het ongevallenrisico klaarblijkelijk in het oog sprongen, moge bijzonder de aandacht er op worden gevestigd, hoe groot althans dit jaar, het verschil geweest is tusschen premie betaling en dragen van eigen ongevallenrisico; daarom wordt in kolom 8 percentsgewijze aangegeven welk deel de som der betaalde schadeloosstellingen en van het aandeel in de administratiekosten van de Rijksverzekeringsbank uitmaakt van de eventueel te storten premie. Kolom 9 geeft gelijk soortige verhouding van bedoelde som vermeerderd met de administratiekosten der Risicobank. De meerdere kosten, veroorzaakt door aansluiting by de Centrale Werkgevers- Risicobank, bedroegen dit jaar 1155,95. VERSLAG BET». I»E WERKING OER ONGEVALLENWET.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1903 | | pagina 809