J
113
terrein gevlakt en met helm bepoot en de binnenvoor
haven op diepte gebracht.
De werkzaamheden waren den 19en Juli zoover ge
vorderd, dat na machtiging van Dijkgraaf en Hoog
heemraden van Delfland op dien dag de schriftelijke
toestemming tot vergraving van den waterkeerenden
dam op het strand gegeven kon worden.
In den aanvang van October waren alle werken,
voorgeschreven in bestek No. 36, dienst 1900, voltooid
en alle hulpgebouwen en tijdelijke werken afgebroken
en opgeruimd, met uitzondering van de Directie- en
aannemersketen, van de locomotievenloods en enkele
kleinere gebouwen, en van den hulpspoorweg en het
spoorwegmaterieel.
In de Raadsvergadering van 17 October werd besloten
de genoemde keten voor de Gemeente aan te koopen
en de terreinen, die door al het overige bovengenoemde
werden ingenomen, aan de aannemers te verhuren.
De helmbeplanting van het zandstort kwam gereed
en werd op den 22en Maart, overeenkomstig voorwaarde
d der vergunning No. 21 van het Hoogheemraadschap
Delfland van Maart 1900, goedgekeurd.
Met de afdekking met gewapend beton van de scheeps
hellingen en met den bouw der paalwerken in die
hellingen werd voortgegaan.
Op den len April waren deze werken gereed en de
rails en tandreepen op de hellingen bevestigd. De be
strating boven de hellingen werd aangebracht. De
beproeving der hellingen met een lorrie, belast met
30000 K.G., had in April met goeden uitslag plaats,
waarna het geheele werk den len Mei voor de eerste
maal werd opgeleverd.
Het op 12 November 1903 door de Raadscommissie
ter voorbereiding van de exploitatie der Visschershaven
vastgestelde verslag werd in de afdeelingen van den
Gemeenteraad onderzocht en gaf aanleiding tot het
Algemeen Verslag, uitgebracht op den 15en Februari.
De beantwoording van dit verslag door de Raadscom
missie werd op den 19en Mei vastgesteld.
Bij de openbare behandeling in den Gemeenteraad
van de voorstellen der Raadscommissie op 14 Juli werd
besloten eerst een schriftelijk advies van de permanente
Commissie uit de reederij te Scheveningen te vragen.
8