14 4 ’s-Gravenhage, 17 Januari 1905. De ti/j (lelijke Inspecteur ter bestrijding der Cholera, T. W. BEÜKEMA. diend zijn met het thuis blyven der kinderen, en zij in die wegzending een prikkel vinden tot het instellen van eene deugdelijke behandeling. In het tegenovergestelde geval kan de wegzending juist een gretig aangenomen middel zijn van het kind of de ouders om de schoolplicht te ontduiken. Ik heb dan ook gewoonlijk geene aanleiding gevonden, om tot het verwijderen der leerlingen uit de school, op grond van het bestaan van besmettelijk hoofdzeer te adviseeren, maar steeds aangeraden om het schoolgaan onder het door voeren eener rationeele behandeling toe te laten. Het is mij niet onbekend, dat de meeningen der deskun digen omtrent den graad van besmettelijkheid van Favus en andere haarziekten op de school uiteenloopen, maar van directe besmetting en verspreiding van hoofdzeer op de school is mij niets gebleken. Ik zonder daarby natuurlijk uit de menigvuldig voorko mende pediculosis capitis, met de gevolgen van deze. Deze kwaal hoe gemakkelijk ook vatbaar voor snelle en rationeele behandeling en genezing, is en blijft, ondanks de beste pogingen van het schooltoezicht tot onderdrukking van het kwaad, eene milde bron van besmetting voor ieder, die in nauwe betrekking staat tot de schoolklassen. VERSLAG VAN DEN TIJDELIJKEN INSPECTEUR. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1904 | | pagina 291