20
.1
5
de leiding van het hoofd, den heer Vonk, verstoken, wien
eveneens op grond van zijnen minder gunstigen gezondheids
toestand, op 17 October 1904 een verlof van vier maanden
moest worden verleend. Zijne taak wordt gedurende dat
tijdvak waargenomen door den heer F. W. Ipenburg. Ein
delijk bestond een gelijksoortige toestand aan de school der
eerste klasse aan de Kerkstraat. In aansluiting aan hetgeen
dienaangaande ten vorigen jare werd aangeteekend, is thans
te vermelden dat de heer C van der Boom als plaatsver
vangend hoofd werkzaam bleef tot 20 Augustus 1904. Sedert
dien was het hoofd, de heer Palte weder geregeld in zijne
school werkzaamtoch achtte hij zich niet krachtig genoeg
om zijnen arbeid te blijven verrichten en vroeg een eervol
ontslag uit den dienst der gemeente aan, hetwelk hem, in
te gaan op 1 Februari 1905, werd verleend.
In het onderwijzend personeel kwam gedurende het afge-
loopen jaar aan het meerendeel der scholen weinig verandering.
In tabel D., achter dit verslag afgedrukt, staat uitvoerig ver
meld, hoe de samenstelling daarvan aan het einde des jaars
was. Enkele uitzonderingen daargelaten, wordt de toewijding
van de onderwijzers en onderwijzeressen door alle school
hoofden geroemd. In het bijzonder valt melding te maken
van de getrouwe en langdurige diensten, bewezen door den
heer H. A X. Sar, onderwijzer en plaatsvervanger van het
hoofd aan de openbare burgerschool aan het Alexanderplein,
die op 16 September 1904 40 jaren als onderwijzer werk
zaam was, waarvan 82 jaren doorgebracht in dienst der
gemeente ’s-Gravenhage.
De vraag, of ter verkrijging van meerdere eenheid van
het onderwijs aan eene school en van betere samenwerking
tusschen het hoofd en het overig onderwijzend personeel
het geregeld houden van schoolvergaderingen van overheids
wege bevorderd moet worden, kwam weder aan de orde.
Aanleiding hiertoe bestond, doordat Burgemeester en
Wethouders het gevoelen onzer Commissie wenschten te
vernemen nopens een aan den Gemeenteraad gericht adres
met Memorie van Toelichting van de afdeelingen ’s-Gravenhage
I en II van het Nederlandse!) Onderwijzers Genootschap, de
afdeeling ’s-Gravenhage van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers en de afdeeling ’s-Gravenhage I van Volks
onderwijs, waarbij verzocht werd het houden van school
vergaderingen op de openbare lagere scholen in deze ge
meente verplicht te willen stellen en waarbij in concept
een reglement voor zoodanige vergaderingen werd overlegd.
Laatstelijk was dit onderwerp in het begin van het jaar 1897
bij de Commissie in behandeling geweest. Uitvoerig zette
zij destijds hare meening, dat inwilliging van het verzoek
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.