I
Bijlage 25
VIJF EN VEERTIGSTE VERSLAG van den toestand der
Academie van Beeldende Kunsten te ’s-Gravenhage
over 1903-1904.
De Raad van Bestuur der Academie van Beeldende Kunsten
alhier heeft de eer, U hierbij te doen toekomen het 45e Ver
slag van den toestand der instelling over het leerjaar 1903—
1904.
Vóór alles had de Raad in dat tijdperk het verlies te
betreuren van twee zijner medeledenvan den heer W.
Schlüsen op 19 Januari dezes jaars en van den heer C. Bis-
schop op 5 October jl. Van 1876 af maakte de heerBisschop
deel uit van den Raad van Bestuur, waarin hij het onder-
voorzitterschap bekleedde en trouw samenwerkte tot heil
der instelling.
Ook de heer Schlüsen heeft sedert 1897 met ijver en be
kwaamheid de belangen der Academie behartigd en haar met
zijne praktische adviezen verplicht. In de vacature van dezen
hulpvaardigen man, die in alles wat de Afdeeling werktuig
kundig teekenen en ijzer-constructie betreft, de aangewezen
raadgever was, is nog niet voorzien, daar het moeilijk is,
een in alle opzichten geschikten opvolger te vinden.
Evenmin is de door het overlijden van den hooggeschatten
heer Bisschop opengevallen plaats, welke door een talentvollen
kunstschilder zal behooren te worden ingenomen, vervuld.
In het leeraarspersoneel hadden de volgende veranderingen
plaats
Aan mejuffrouw E. M. A. van Beek werd, op haar verzoek,
met ingang van 1 October 1903, eervol ontslag verleend als
leerares in het handteekenen. terwijl de leeraar C. J. Francois,
die van 1883 af onderricht in beschrijvende meetkunde
gegeven had, ons op 9 April j.l. door den dood ontviel. Hij is
opgevolgd door den leeraar Haaring, die reeds onderwijs in
doorzichtkunde aan onze inrichting gaf.
Het groot aantal leerlingen, dat zich voor de klassen
werktuigkundig teekenen en ijzerconstructie aanmeldde, had
de tijdelijke benoeming van twee hulpleeraren, de heeren
Poot en Hoogeveen, ten gevolge. Sedert de electriciteit zich
hier te lande meer en meer uitbreidt, neemt ook het aantal
II
i