L
36
I
van den heer P. J. van der Burgh Jr. en den heer A. H. G.
Hazelhoff Roelfzema, als schatter van kunstvoorwerpen, zich
van 22—24 Juni onledig gehouden met het beschrijven en
waardeeren der verzameling in het sterfhuis. Tot het gelijk
tijdig aanteekenen der fabrieksmerken was toen niet over
genoegzamen tijd te beschikken.
Ter voldoening aan de voorwaarden van het legaat moesten
glazen kasten worden aangeschaft. Na briefwisseling over
verschillende fabrikaten, verzochten wij den fabrikant Mantelet
te Parijs, overeenkomstig diens voorstel, herwaarts te komen
ter bespreking, waaraan hij 14 Juli voldeed. De directeur
welke, daartoe uitgenoodigd, die bespreking had bijgewoond,
kon zich niet vereenigen met het denkbeeld, de benedenzaal
aan te wijzen voor de verzameling Oud-Delftsch. Dit bleek
uit zijn, dienzelfden dag aan den voorzitter gezonden bezwaar
schrift en uit latere schriftelijke en mondelinge voorstellen,
welker uitvoering echter vertraging zou hebben veroorzaakt.
Uit uwe missive van 22 Juli mochten wij vernemen dat
het ons, voor 1904, toegestaan crediet met f 4400 was ver
hoogd t. w. voor kosten van aanschaffing van glazen kasten
f 3600, voor transport, rangschikken enz. f 800, dat den
Executeur-testamentair was te kennen gegeven, dat het Uw
College aangenaam zoude zijn indien Z E.G., omtrent afgifte
en plaatsing zoude in overleg willen treden met Onze Com
missie, terwijl ons werd verzocht, de noodige uitvoering te
doen geven aan het betrekkelijk Raadsbesluit.
Den 23 Juli gaven wij opdracht aan den fabrikant Mantelet
tot het maken van vier glazen kasten of vitrines te leveren
25 September overeenkomstig de teekening goedgekeurd door
den heer P. J. van der Burgh. De fabrikant kweet zich van
zijne taak tot onze voldoening.
Het overbrengen der verzameling en het schoonmaken
der voorwerpen (in het Museum) geschiedde door de firma
Wesser, onder toezicht van den Secretaris onzer Com
missie, een en ander overeenkomstig de wenschen van den
uitvoerder der uiterste wilsbeschikking, op 1. 3, 4 en 5 Oc
tober, zoodat aan de tijdsbepaling van het legaat voldaan
kon worden. Den namiddag van 5 October en den voor
middag van 6 October besteedde Mr. Snouck Hurgronje aan
het rangschikken der voorwerpendaarbij verleenden de
Secretaris onzer Commissie en de Heer Hazelhoff Roelfzema
hunne medewerking.
De Voorzitter onzer Commissie deed U mededeeling van
een en ander, naar aanleiding waarvan 2 leden van Uw
College, de waarn.-Voorzitter Dr. J. Th. Mouton en de Wet-
f
18
VERSLAG GEMEENTEMUSEUM.
S
4 Zie onder ameublement.