Byiage 39 en 1 VERSLAG van de bevindingen en handelingen der Gezond- heids-Commissie voor de Gemeente ’s-Gravenhage over het jaar 1904. Aan den Heer Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid. De Gezondheids-Commissie voor de gemeente ’s-Graven hage heeft ingevolge art. 27e der Gezondheidswet de eer U het verslag aan te bieden over het jaar 1904. HOOFDSTUK I. Personalia. In de samenstelling van de Commissie kwamen in den loop van het jaar 1904 de volgende wijzigingenAan den heer E. A. Keuchenius, arts, werd den 19 Januari met ingang van dien datum eervol ontslag verleend wegens vertrek naar elders. Bij besluit van 27 Februari benoemde de Commissaris der Koningin in zijne plaats met ingang van 1 Maart den heer S. A. W. Vrijland, arts te Scheveningen. Voorts werd den 29steu December eervol ontslag verleend aan Dr. W. K. M. Götte, mede wegens vertrek naar elders. In de daardoor ontstane vacature was aan het einde des jaars nog niet voorzien. De op 1 Juli periodiek aftredende leden de Heeren: Mr. H. GoSman Borgesius, M. Hijmans van Wadenoijen S. A. W. Vrijland, werden herbenoemd. Vermits de Commissie van meening was, dat de leden der Commissie, die meer in het bijzonder van bouw-technische zaken op de hoogte zijn, bij hunne drukke beroepsbezigheden niet voldoende tijd beschikbaar hebben voor het zelfstandig opsporen van misstanden, noch voor de voorbereiding van die zaken, die niet dan na een persoonlijk onderzoek van één hunner in de Commissie kunnen worden behandeld, (speciaal gold dit voor Scheveningen doch ook voor de zaken in de stad), verzocht de Commissie bij schrijven van 11 Novem ber 1904 aan den heer Commissaris der Koningin om het ledental met twee te willen vermeerderen en voorts zooveel mogelijk te willen bevorderen, dat de daardoor ontstane vaca turen zouden worden vervuld door de benoeming van een bouwkundige te Scheveningen en van een bouwkundige in de stad ’s-Gravenhage woonachtig. Personalia en Huishoudelijke zaken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1904 | | pagina 776