39
17
zaak hiermede was afgeloopen. Gold het slechts de vraag of
woningen, die als de thans behandelde gelegen zijn, wegens
onvoldoende toetreding van licht en lucht zoozeer voor de
gezondheid schadelijk zijn te achten, dat zij ter bewoning
ongeschikt moeten worden geacht, dan zoude onze Commissie
meenen. dat men zich by het door Gedeputeerde Staten uit
gesproken oordeel zoude moeten neerleggen. Ten aanzien van
dit punt willen wij dan ook slechts opmerken, dat al moge
de toetreding van licht bij een stand der zon als in het laatst
van de Meimaand, niet al te slecht zijn, daaruit nog geens
zins volgt, dat niet gedurende het grootste deel van hetjaar
het licht in de woningen ten eenen male onvoldoende is en
voorts, dat het teruggekaatste licht, waarop Gedep. Staten zich
beroepen, onzes inziens bij lange niet dezelfde desinfecteerende
en vochtwerende werking heeft als directe zonnestralen.
„Ten aanzien van de luchttoetreding kunnen wij wel toe
geven, dat er, wanneer het waait in het gangetje voor de
huizen een sterke trek bestaat, maar deze trek is bil eenigs-
zins sterken wind zoo hevig, dat het openhouden van deuren
en venster» daardoor wordt bemoeilijktterwijl bij windstilte
die trek niet aanwezig is en alsdan het openen van vensters
weinig helpt, omdat dan de lucht in het gangetje zelf niet
wordt ververscht.
„Wat echter het Besluit van Gedep. Staten in de oogen
onzer Commissie zeer bedenkelijk maakt, dat zijn de praeala-
bele overwegingen, die dat College blijkbaar bij hunne be
slissing hebben geleid tot een veel zachter oordeel over de
woningen, dan het anders zouden hebben gehad.
„In den boezem onzer Commissie is dan ook de vraag
gerezen, of de beslissing van Gedeputeerde Staten niet geacht
moet worden in strijd met de Woningwet te zijn. Het is in
strijd met de Woningwet zoo werd betoogd een woning,
die op zich zelve wel onbewoonbaar is (Gedeputeerde Staten
zouden blijkbaar geen bezwaar hebben gemaakt de onbe-
woonbaarverklaring te handhaven, indien niet de praealabele
vraag over den toestand der huisvesting zoo zwaar bij hen
had gewogen) niet onbewoonbaar te verklaren op grond, dat
er in de gemeente, die het geldt, weinig goedkoope woningen
zijn te verkrijgen.
„Die vraag komt natuurlijk wel te pas, waar sprake is
van den termijn voor de ontruiming vast te stellen, alsmede
als er sprake is van de verlenging van dien termijn, maar
niet bij de beoordeeling, of een woning voor bewoning al of
niet geschikt is. Langs verschillende wegen heeft de wet
gever getracht te voorzien in de moeilijkheden, die ontstaan
kunnen, als er door onbewoonbaarverklaring van meerdere
woningen gebrek aan huisvesting in het leven wordt geroepen,
VERSLAG DEK GEZONDHEIDSCOMMISSIE.