3$)
ft
18
1
maar laat de betrokken autoriteit op grond van beweerd ge
brek aan woningen de onbewoonbaarverklaring achterwege,
dan blijven in strijd met de wet onbewoonbare krotten be
staan, en wordt juist de grootste prikkel voor het zorgen
voor betere huisvesting weggenomen. Daarbij mag niet uit
het oog worden verloren, dat de wet de bevoegde autoriteit
niet vrij laat om woningen voor bewoning ongeschikt al of
niet onbewoonbaar te verklaren, maar dat deze aan de ge
meenteraden den plicht oplegt, en dat, waar onbewoonbaar
verklaring wordt gevraagd, deze alleen mag worden geweigerd
indien de conclusie is, dat de woning nog niet voor bewoning
ongeschikt is. Eén van de hoofdredenen, waarom wettelijke
regeling van dit onderwerp noodig is geacht, was juist hierin
gelegen, dat men in vele gemeenten tot dusverre de bewoning
van onbewoonbare krotten maar bleef toestaan, omdat er geen
wet was. die de middelen aanwees om in gebrek aan de noodige
huisvesting te voorzien.
.Op dien grond verdient het zeker ernstige overweging of
er geen termen zijn voor vernietiging van het besluit van
Gedeputeerde Staten te vragen op grond van stryd met de wet.
Men zou echter kunnen beweren dat er meer strijd is met
den geest dan met de letter van de wet, dit gevoelen
werd ook in de Commissie verdedigd. In dat geval is het
evenwel de vraag of er toch niet alleszins termen zijn om
vernietiging te vragen wegens strijd met het algemeen be
lang en deze vraag werd door de Commissie bijna een
stemmig bevestigend beantwoord.
„Mocht toch al zoo werd overwogen bij de beoor-
deeling van de vraag of woningen onbewoonbaar moeten
worden verklaard door de wet niet verboden worden eenige
rekening te houden met de absolute mogelijkheid voor de te
verdrijven bewoners om ter plaatse een andere woning te
vinden, Gedeputeerde Staten gaan veel verder en houden
niet slechts rekening met het al of niet bestaan van een
voldoend aantal werkmanswoningen, doch achten groote
omzichtigheid bij het afkeuren zelfs noodig, omdat geen
werkmanswoningen van geringen prijs wat in casu slechts
kan beteekenen „van even geringen prijs als de af te keuren
woningen” beschikbaar zijn. Aangezien nu echter deze
omstandigheid zich in grootere steden, waar krotten af te
keuren zijn, steeds zal voordoen, zal de overweging van
Gedeputeerde Staten steeds moeten leiden tot een zeer zacht
oordeel over krotten in groote steden, wat niet de bedoeling
van den wetgever kan zijn geweest. Immers het bewonen
van krotten is in de steden juist het gevolg van de omstan
digheid, dat er geen behoorlijke woningen tegen den prijs
die voor krotten geldt, beschikbaar kunnen worden gesteld.
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.