43
8
HOOFDSTUK III.
Onbewoonbaarverklaring, ontruiming, sluiting en afbraak.
10. Toepassing van artikel 17, 1c lid, der Woningwet.
Artikel 17 der Woningwet werd niet toegepast.
Woningwet gegeven
bevoegdheid, om bij Gedeputeerde Staten voorziening te
vragen van het besluit tot onbewoonbaarverklaring, werd
gebruik gemaakt voor 2 uit het in de eerste plaats genoemde
Raadsbesluit van 8 October 1904. en voor de perceelen uit
de Raadsbesluiten van 21 Maart en 14 November 1904.
Het Raadsbesluit van 21 Maart 1904 werd door de Gedepu
teerde Staten van Zuid Holland bij hun resolutie dd. 24/26
Mei d. a. v. vernietigd.
De behandeling van de gevraagde voorziening van het
Raadsbesluit van 14 November 1904 was op uit. December
1904 nog niet beëindigd.
Het bestreden Raadsbesluit van 3 October 1904 werd dooi
de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland bij hun resolutie
van 21/26 November 1904 gehandhaafd. Aan de perceelen,
die daarvoor in de termen vielen, werd het bij art. 18, 7e lid,
der Woningwet, bedoelde kenteeken aangebracht.
1904 3 woningen
1904 3
1904 3
1904 2
1904 4
1904 2
1904 4
12. Onbewoonbaarverklaring ingevolge artikel 18, 2e lid,
der Woningwet.
Onbewoonbaarverklaring ingevolge art.
18, 2e lid, der
Woningwet werd uitgesproken ten aanzien van één perceel
bij Raadsbesluit van 7 Maart 1904. Het perceel werd binnen
den gestelden termijn ontruimd.
Van de bij artikel 19, 3e lid, der
om
11. Onbewoonbaarverklaring ingevolge artikel *18, le lid,
der Woningwet, met opgave van het aantal onbewoonbaar
verklaarde woningen.
Ingevolge artikel 18, le lid der Woningwet werden 25
woningen onbewoonbaar verklaard en wel bij Raadsbesluit van
25 Januari
22 Februari
21 Maart
13 Juni
3 October
3
3 -x
14 November 1904 4
VERSLAG, BEDOELD BIJ ART. 52 DER WONINGWET.
r>
n