84
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om
dit werk ondershands aan te besteden met het oog op
de wenschelijkheid tot het gereed komen vóór het zomer
seizoen, werd in dezelfde Raadsvergadering goedgekeurd.
Het werk kwam gereed den 30en Mei.
Nadat den 15en Februari door de Rechtbank een
onderzoek in loco werd ingesteld naar den toestand
van het ééne nog ter onteigening overgebleven perceel,
noodig voor de rioleering en bestrating van een gedeelte
der Hobbemastraat, deed de Rechtbank daarin uitspraak
bij vonnis van 12 April d.a.v.de schadeloosstelling
werd daarin vastgesteld op het door de Gemeente ge
dane bod, terwijl de onteigende partij werd veroordeeld
in de proceskosten.
De rioleering en bestrating werden daarna van
Gemeentewege, krachtens Raadsbesluit van 14 Decem
ber 1903 (zie Gemeenteverslag over dat jaar, blz. 79)
onmiddellijk ter hand genomen en voltooid op 30 Juni.
Naar aanleiding van de goedkeuring van het straten
plan op de terreinen van de Mij. „Het Valkenbosch”,
in de Raadsvergadering van 25 Januari, werd door het
Bestuur van de Bouwgrond Mij. „Hoefkade” opnieuw
verzocht (zie Gemeenteverslag over 1902, blz. 71), het
op haar terrein tusschen de Hoefkade en de Broeksloot
ontworpen stratenplan goed te keuren.
Dit geschiedde in de Raadsvergadering van 22 Fe
bruari en in verband daarmede werd in die Vergadering
besloten tot verkoop van eene oppervlakte Gemeente
grond aan de Mij. „Hoefkade” en tot het aanwijzen
van eenige aangrenzende gronden als bestemd voor
openbare straat.
In dezelfde Raadsvergadering werd aangenomen het
voorstel tot overname van gronden bestemd tot open
bare straat, gelegen in het door den Gemeenteraad van
Rijswijk bij besluit van 24 Juni 1899 goedgekeurde
stratenplan op de tusschen de Laak en de Broeksloot,
destijds onder de Gemeente Rijswijk gelegen, terreinen
van de Naamlooze Vennootschap „Bouwgrond Maat
schappij Laakkwartier”.
Bij deze overname van gronden, waarin ook begrepen
is een strook grond ter verbreeding van den Rijswijk-
schen weg aan de Westzijde, werd door de Gemeente
tegenover het Rijk de verplichting op zich genomen te