197 I XI. Kunsten en Wetenschappen. Het Koninklijk Conservatorium voor Muziek. Wij verwijzen naar het verslag, uitgebracht door de Commissie van Toezicht, opgenomen als bijlage 11. dragen naar de wijze, waarop de zaak practisch en theoretisch in het buitenland is geregeld, met de be doeling aan dezen medicus later de leiding der overige artsen toe te vertrouwen en eene nadere regeling te ontwerpen”. Deze motie werd in de Raadsvergadering van 1 Augustus 1905 in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om praeadvies, hetwelk (bijl. 746) d.d. 8 Augustus 1905 werd uitgebracht en de meening inhield, dat het niet gewenscht was, vooraf één leider der schoolartsen aan te stellen en daardoor de overige titularissen eenigermate afhankelijk te maken, alsmede dat het vooralsnog niet noodig was, iemand tot het doen eener inspectiereis als bedoeld aan te stellen. Een en ander kwam in de Raadsvergaderingen van 18 September en 12 October 1905 in behandeling; na de eerstgenoemde Raadsvergadering diende het lid K. ter Laan nog een aantal amendementen in (bijl. 892), strekkende o. m. om twee schoolartsen aan te stellen, die geen andere practijk mogen uitoefenen, en in de vergadering van 12 October 1905 diende het lid P. H. v. d. Kemp eene motie in luidende: „De Raad besluit, alvorens tot regeling in zake het medisch- hygiënisch toezicht op de scholen over te gaan, tot aanstelling van een medicus-schoolhygiënist op nader te bepalen bezoldiging, aan wien in de eerste plaats zal worden opgedragen het doen van voorstellen tot organiseering van het instituut van schoolartsen in deze gemeente”; welke motie ten slotte met 18 tegen 12 stemmen werd aangenomen. Overigens wordt verwezen naar hetgeen over genees kundig toezicht op scholen voorkomt in het verslag van den heer F. W. Beukema, tijdelijken Inspecteur ter bestrijding der cholera (bijlage 14 pag. 3).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 196