20
’s-Gravenhage, 21 Januari 1906.
De lijdelijke Inspecteur ter bestrijding der cholera,
T. W. BEUKEMA.
schouwen bij de vorming van het kind, al stel ik op hooge
waarde het deel, dat de school in die opvoeding bijdraagt.
Van de 24 uren van den dag is het kind gemiddeld 4
uren op de schooi onder het toezicht en de leiding van den
onderwijzer of onderwijzeres, en de overige 20 uren is het
overgelaten aan de goede, minder goede of slechte leiding
der ouders of verzorgers, en dat die leiding dikwijls, uit
een gezondheidsoogpunt veel te wenschen overlaat, is over
bekend. Onwetendheid, onverschilligheid, zorgeloosheid, over
bevolkte slechte woningen, ziekten, armoede en allerlei
andere sociale ongunstige omstandigheden oefenen hier hun
schadelijken invloed uit.
Zoolang deze ongunstige factoren de opvoeding van een
deel der schooljeugd beheerschen, is van eene werkelijke
verbetering in den hygienischen toestand van het kind wei
nig te verwachten, hoeveel moeite men zich ook geve om
door leeringen en voorschriften aan de jeugd datgene bij te
brengen, waarin de huiselijke opvoeding te kort schiet.
Tegen deze tekortkomingen der ouders bij de opvoeding
dient in de eerste plaats de gemeenschap met alle haar ten
dienste staande middelen te velde te trekken.
Alleen uit een goed geregeld, ordelijk huisgezin mag men
een ordelijk kroost verwachten, bedeeld met een open oog
en oor, en een ontvankelijk gemoed voor de lessen en raad
gevingen, die de school ten beste geeft.
O