(6e Afd.) verst,. v. d. comm. t. wering v. schoolverz. 22 6 5 Aldus vastgesteld in de Vergadering van 25 Januari 1906. 21 Voor de Commissie tot wering van schoolverzuim in de 6e Afdeeling: W. J. Schouten, Wd. Voorzitter. Van Meeuwen, Secretaris. 8 gevallen: spijbelen, waarbij in 5 gevallen de ouders zich eveneens als onverschillig voor de gevolgen van dat kwaad deden kennen, en in één geval het kind een achterlijke leerling bleek; 2 gevallengebrek aan leerlust, waartegen de ouders na latig bleven op te treden 2 gevallengebrek aan schoeisel. In twee gevallen bleken de leerlingen welhaast het einde der leerplichtigheid te zullen bereiken, zoodat de vermaningen der Commissie achterwege konden blijven, terwijl in één geval de leerling sedert de oproeping naar elders vertrokken en aldaar ter school was. Over het algemeen was de houding der opgeroepenen niet zeer welwillend en legden zij de reeds hooger besproken onverschilligheid en vaak lauwheid aan den dag, zelfs waar zij niet voor de eerste maal voor de Commissie verschenen. Tot haar leedwezen meende de Commissie dan ook meer malen reeds vooraf te kunnen vaststellen, dat hare pogingen, om de ouders ten opzichte van het schoolverzuim hunner kinderen op den goeden weg te leiden, weinig vruchtdragend zouden zijn. De weinig krachtige voorschriften der Leerplichtwet en de daarmede gepaard gaande lange duur van de administratieve behandeling der overtredingen, dragen, naar het gevoelen der Commissie, zeer zeker veel bij tot deze ongunstige resultaten. Een bij de schoolhoofden, met wie de Commissie in aan raking was geweest, ingesteld onderzoek, of na de door de ouders ontvangen waarschuwing verbetering was te bespeuren, had tot uitslag, dat van de 42 gevallen, waaromtrent inlich tingen mochten ontvangen worden, in 18 gevallen verbetering, 4 weinig verbetering, 7 geen werd geconstateerd, terwijl in IS gevallen het kind de school verlaten had.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 600