35
38
H
daar de cokes door het in de open lucht liggen sterk in hoe
danigheid en dus in waarde achteruitgaat. Het ligt dus voor
de hand, dat de directie er op bedacht is juist in de zomer
maanden afzet voor de cokes te zoeken en zij vindt deze
door de openbare inschrijving. Hierdoor ontstond niet de
benadeeling, die het adresseerende bestuur er in zag; immers
waren de prjjzen dan over het geheel laag en konden daar
van alle inwoners van ’s-Gravenhage profiteeren, indien zij
ook in dezen tijd van het jaar hun inslag deden.
Wat de opmerking betrof, dat het dientengevolge in den
winter voorkomt, dat geen voldoende hoeveelheid aanwezig
is om aan de aanvrage tot afhaling aan de fabriek te
voldoen, hetgeen inderdaad voorkomt, was het de Kamer
destijds gebleken, dat de directie, voorzoover het in haar
vermogen ligt, hieraan tegemoet komt door in dergelijke
omstandigheden aanvragen van personen buiten deze ge
meente te weigeren. Meer kon niet worden verlangd.
Was hiermede in het kort uiteengezet, op welke gronden
de Kamer meende, dat de gemeenteraad niet aan het in het
adres uitgedrukte verlangen zou kunnen tegemoet komen,
zoo wilde zij ten slotte nog het volgende opmerken naar
aanleiding van het in het adres gedaan verzoek meer in
het midden der stad gelegenheid tot het bekomen van cokes
te verschaffen. Daargelaten, dat dit uit den aard der zaak
den prijs zou verhoogen, meende de Kamer, dat het vestigen
door de gasfabriek van bijkantoren voor den verkoop van
cokes aanleiding zou geven tot klachten van de zijde der
handelaren in brandstoffen.
III. Tot den Gemeenteraad van ’s-Gravenhage naar aan
leiding van het adres, tot Burgemeester en Wethouders dier
gemeente gericht door het bestuur der afdeeling „’s-Graven
hage” van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw en
van het daarbij overgelegde rapport van den heer A. Bos,
zuivelconsulent der genoemde maatschappij voor de provincie
Zuid-Holland omtrent het gehalte der consumptiemelk te
dezer stede.
De Kamer gaf als haar oordeel te kennen, dat dit rapport
overtuigend aantoonde, dat in het belang der volksgezondheid
invoering van een deugdelijke melkcontröle dringend nood
zakelijk was. Zij achtte zulks bovendien gewenscht, daar
aan den nauwgezetten melkleverancier en -verkooper door
de vervalschers een zeer onbillijke concurrentie wordt aan
gedaan.
Daar echter de vervalsching van melk slechts een onder
deel is der vervalschingen van levensmiddelen, welke zoowel
in het belang der volksgezondheid, als in dat der eerlijke
VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.
f’
is