35 41 de postkantoren toch de zegels van eenige andere landen in voorraad zullen moeten hebben, scheen het de Kamer weinig bezwaarlijk, dat zij dezelfde zegels ook tegen geld of Neder- landsche postzegels zouden inwisselen. Dat ook hierbij de prijs zoo zou moeten worden gesteld, dat iedere speculatie zou zijn buitengesloten, lag voor de hand. Bovendien zou aan het in wisselend postkantoor de bevoegdheid kunnen worden toegekend zegels, welke door de verzending of anderszins te veel geleden hebben om voor wederverkoop geschikt te zijn, te weigeren. In antwoord op Uwer Excellentie hiernevens aangehaald schrijven, hebben wij de eer Haar het volgende mede te deelen. De misbruiken, welke zich op het gebied der naamlooze vennootschap voordoen, kunnen verdeeld worden in a. die welke bij den inbreng plaats hebben. b. welke het gevolg zijn van gebrekkig toezicht tijdens het bestaan der vennootschap. c. welke voortvloeien uit de omstandigheid dat aandeel houders moeilijk den waren stand van zaken kunnen kennen, wanneer directie en commissarissen er belang bij hebben hen daarvan onkundig te houden. Met een enkel woord zij het ons geoorloofd omtrent ieder der genoemde categoriën mede te deelen, in hoeverre naar onze meening door wijziging der weitelijke bepalingen ver betering verwacht zou kunnen worden. Het gemis van eenige bepaling in dq, wet tot regeling van den inbreng opent de deur voor een reeks van knoeierijen, die des te ernstiger zijn, daar zij in vele gevallen de levens vatbaarheid der onderneming blijvend benadeelen. Inzonder heid geldt dit van het inbrengen van zaken tegen hoogere dan de werkelijke waarde. De onderneming, die in particuliere handen goede winsten opleverde, wordt, indien zij zelve of haar bezittingen tegen een onevenredig hoog bedrag worden ingebracht, veroordeeld tot een kwijnend bestaan. In minder mate geldt hetzelfde, wanneer onder de oprich tingskosten bovenmatige vergoedingen in geld of aandeelen worden toegelegd aan de oprichters der zaak. Openbaarheid schijnt het eenige middel tot bestrijding dezer praktijken. Een bepaling als die van art. 64 van het VI. Tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijver heid ter beantwoording van eenige door Zijne Excellentie gestelde vragen betreffende wettelijke regeling van naam looze vennootschappen met het volgende schrijven: VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 736