II 46 I handteekening; 3°. dat het publiek weten zal tot wien het zich in voorkomende gevallen zal kunnen wenden; 4". dat het publiek de grootst mogelyke zekerheid verkrijgt, dat balans, boeken en andere bescheiden in de ondernemingen, waarin het zijn geld heeft gestoken, worden opgemaakt of nagezien door kundige en betrouwbare personen. Waar er voorts van vele zijden op aan is gedrongen, dat bij een herziening van de wettelijke regeling dernaamlooze vennootschappen de medewerking van een accountant, zoowel bij de oprichting als in de uitoefening van het bedrijf, ver plicht zal worden gesteld, daar moet o. i. wettelijke regeling van het beroep van accountant noodzakelijk daarmede ge paard gaan. Vereenigt de Kamer zich dus met het denkbeeld om de uitoefening van het beroep van accountant bij de wet te regelen, ook met de wijze, waarop het Nederlandsch Instituut van accountants in zijn ontwerp van wet die regeling heeft belichaamd, kan onze Kamer in hoofdzaak medegaan. Tegen enkele onderdeden bestaat bij ons nochthans be denking. In de eerste plaats tegen de bevoorrechting, welke art. XXIII van het ontwerp verleent aan de leden van het Neder landsch Instituut van Accountants, door te bepalen, dat zij zonder aflegging van examen tot het afleggen van den eed en daarmede tot de uitoefening van het beroep van accountant gerechtigd zullen zijn. In het algemeen kan worden toege geven dat het niet aangaat van personen, die wellicht reeds vele jaren als accountant werkzaam zijn, alsnog het afleggen van een examen te eischen, alvorens hun de verdere uitoefening van hun beroep te vergunnen. Toen de proeve van wettelijke regeling door het Nederlandsch Instituut aan Hare Majesteit de Koningin w’erd aangeboden, was dit Instituut de eenige vereeniging van accountants. Werd thans door het Instituut een regeling ontworpen, wij gelooven niet, dat dan alleen voor zijn leden die uitzondering zou worden verlangd. Meerdere vereenigingen van accountants zijn inmiddels gevormd, welke vrijstelling van het examen werd die aan de leden van het Instituut verleend voor haar leden zouden kunnen eischen. Of het nu raadzaam zou zijn aan de leden van alle bestaande vereenigingen te ver gunnen zonder eenig nader onderzoek het beroep van accoun tant uit te oefenen, betwijfelen wij. De beste oplossing zou o. i. zijn, dat hetzij aan de Raden van beroep, hetzij aan een daarvoor door de regeering te benoemen commissie, de bevoegdheid werd gegeven die personen vrij te stellen van het afleggen van examen, welke door hun bekwaamheid en betrouw baarheid daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komen. 35 VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 741