39 13 d. Begraafplaatsen. De Hoofdinspectetir van de Volksgezondheid zond de Com missie in het afgeloopen jaar om advies twee aanvragen om vergunning tot het verplaatsen van lijken. In geen van beide gevallen waren er naar het oordeel der Commissie bezwaren tegen het verleenen der gevraagde vergunning. Omtrent twee verzoeken om vergunning voor den bouw op een afstand van minder dan 50 M. van de Algemeene Begraafplaats (respectievelijk van een plantenkas en een auto mobielengarage) werd door de Commissie gunstig geadviseerd. Commissie werd door Burgemeester en Wethouders de ten dezen gevraagde vergunning geweigerd. Overigens is de Commissie van oordeel, dat er in deze gemeente een openbaar slachthuis, en niet uitsluitend een directeur van zoodanige inrichting, behoorde te bestaanhet is begrijpelijk dat de betrokkenen thans aarzelen hun slacht plaatsen uit te breiden of nieuwe op te richten, de bevol kingstoename maakt uitbreiding echter noodzakelijk, en van sommige bestaande slachtplaatsen worden dus zoogenaamde „kleine abattoirs” gemaakt, terwijl andere slachtplaatsen door clandestiene bijtrekking van aangrenzende, niet voor het doel ingerichte ruimten voor de omgeving meer hinder zijn gaan opleveren, dan vroeger het geval was. Zoo werd door de Commissie een onderzoek ingesteld naar den toestand van een slachtplaats aan de Voldersgracht, zulks naar aanleiding van daarover ingekomen klachten. Het gold hier een der bovenbedoelde „kleine abattoirs”, waar niet slechts voor het bedrijf van den vergunninghouder zelf geslacht wordt, maar waar het slachten de geheele week niet stil staat, omdat ook aan anderen de gelegenheid wordt gegeven daar te slachten. De hier bedoelde vergunninghouder nu had zijn inrichting vergroot door bijtrekking van een aangrenzend perceel doormiddel van doorbreking van een muur. De voorwaarden, waaronder de vergunning was verleend, waren hiermede overtreden en op advies der Commissie werd de vergunning ingetrokken, welke intrekking o,p zich zelf zeer wenschelijk mag heeten, maar wat weer aanleiding moet geven tot nog drukker gebruik van de overblijvende en door het drukke gebruik toch reeds zoo sterk verontrei nigde „kleine abbattoirs” op andere plaatsen van de stad. Het is, naar de meening van de Commissie, daarom meer dan tijd dat aan de nog steeds in studie zijnde abattoir- kwestie, spoedig een voldoende oplossing wordt gegeven, wat bij zekere mate van voortvarendheid, toch niet geheel en al ondoenlijk kan zyn. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 835