39
20
te gaan, te meer daar van Burgemeester en Wethouders
reeds was ingekomen een verzoek om advies omtrent de
door hen in casu voorgenomen aanschrijving tot verbetering.
Dit advies was by het einde des jaars nog niet uitgebracht.
Door de Commissie werd verder voorgesteld om de per-
ceelen 2686 Z. O. Buitensingel, 90 en 94 Voldersgracht,
49—63 Doubletstraat en 23 en 25 Rozemarynstraat onbewoon
baar te verklaren; al deze zaken waren by het einde des
jaars nog by het Gemeentebestuur in behandeling.
Nog valt hier te vermelden, dat in het begin van het af-
geloopen jaar door den eigenaar van een hofje aan de Prin
sengracht nog steeds niet voldaan was aan een door Burge
meester en Wethouders tot hem gerichte aanschrijving tot
verbetering d.d. 6/10 November 1903. Ingevolge art. 29 der
Woningwet, n.l. had bedoelde eigenaar verzocht, dat hem
steun van gemeentewege zou worden verleend om te kunnen v
voldoen aan die aanschrijving. Bij die aanschrijving was ge
steld als uiterste termijn van voldoening daaraan, de 10e
Februari 1904. De Gemeenteraad beschikte, hoewel de aan
vrage was ingekomen voor afloop van dien termijn, eerst
den 13en December 1904 afwyzend, waarop B. en W. aan de
Commissie berichtten dat zy van meening waren, dat het
begrip „voorschot”, uit den aard medebrengt, dat zoolang
het voorschot niet is verleend of geweigerd, niet kan geeischt
worden dat aan de aanschrijving tot verbetering worde ge
volg gegeven: een nieuwe aanschrijving met nieuwen termyn
leek aan B. en W. de aangewezen weg.
Den 30sten Januari 1905 antwoordde de Commissie daarop,
dat zij het met het stelsel van Burgemeester en Wethouders
in het geheel niet eens was; van schorsing van de uitvoe
ring had in dezen geen sprake moge zyn, hoogstens had
het Gemeentebestuur den termyn kunnen verlengen. Nu dat
niet geschied was, werd door de artt. 18, 2<ie lid, 40 en 46
der Woningwet duidelijk aangewezen, wat verder diende
plaats te hebben en aan een nieuwe aanschrijving kon niet
gedacht worden, daar de in November 1903 uitgevaardigde
aanschrijving nog steeds van kracht was.
Toen tegen het einde des jaars de toestand der te ver
beteren perceelen nog vrij wel onveranderd bleek te zyn,
wendde de Commissie zich nogmaals tot Burgemeester en
Wethouders' met het verzoek de zaak spoedig op een of
andere wijze tot'een goed einde te willen brengen.
HOOFDSTUK V.
Openbare gebouwen en getimmerten, niet vallende onder
de Woningwet.
Hieromtrent is niets mede te deelen.
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.