42 I 8 I. I 41 leerlingen zijn zeer bevredigend, met uitzondering van 3 onverschilligen. De bespreking van enkele bijzonder belang wekkende gevallen moge hier een plaats vinden. Deze ge vallen betreffen zoowel dit jaar klaar gekomen, als nog in behandeling zijnde leerlingen. a. J. S. Een jongen die op 5-jarigen leeftijd geschrikt was van hollende paarden. Nadien werd hij stotteraar. Toen ik hem op 12-jarigen leeftijd als leerling kreeg ging het stot teren gepaard met afschuwelijke bij bewegingenoogen-ver- draaiingen, op- en nederwaartsche beweging van de onder kaak, soms ook slaan met handen en voeten. Op school en in huis was hij zeer lastig, tegenover kameraden onverdraag zaam. Een echt verbitterde kinderziel. Opzettelijke oefeningen heb ik hem zeer weinig laten doen, maar volgde hier in hoofdzaak de methode-Liebmann. Ik verdiepte mij in zijn karakter en trachtte mij in zijn vertrouwen te dringen, sprekende over wat hem aangenaam kon zijn. Alle redenee- ringen kwamen neer op dat éénedat hij best ’t stotteren kon laten. Langzamerhand werd de spontane spraak beter, ’t Lezen bleef nog lang slecht; daarbij schrikte hij van zijn eigen geluid. Om hem hieraan te gewennen las ik met hem hardop. Na eenige zinnen hield ik plotseling op en dan kon hij doorlezen. Zoo kwam dat ook in orde. S. is nu een andere jongen geworden, geeft niemand meer reden tot klagen. Bij dit stottergeval openbaarde zich zoo treffend de waarheid van de schoone stelling: wisselwerking tusschen spraak en gemoed. b. H G. Een jongen van 11 jaar, die zijne spraakorganen zoodanig misbruikte, dat dit op den duur noodlottig voor hem had kunnen worden Een begin van keellijden was reeds aanwezig. Eene onhygiënische spraak is meestal synoniem met eene onaesthetische spraak. Dit was bij G. het geval, daar hij sterk open neusklank had. In overleg met het hoofd der school kreeg hij in 14 dagen geen spreek- of leesbeurt. Hij moest fluisteren, waardoor de stem uitrustte. In die 14 dagen liet ik hem voorbereidende oefeningen doen tot ver krijgen van een gezonde loonvorming. Na dezen termijn was de keelpijn over, zoodat de eigenlijke spreekoefeningen konden beginnen. Daar G. een betere omgeving heeft dan de meeste kinderen, die de volksschool bezoeken, gelukte het mij hem zelfs een juiste g te leeren, voor een blijvend resultaat zoo noodzakelijk. Toen alles naar wensch ging heb ik hem tot verdere versterking van het orgaan ook laten zingen. Al oefenende heeft hij 5 halve tonen bijgekregen, terwijl de stem in weeken inzet op alle klinkers thans voldoende aan spreekt. Alleen in de school mag hij zingen. c J. A. Het zeer begaafde kind van een dronkaard. Dit VERSLAG ONDERW. AAN SPRAAKGEBR. LEERLINGEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 891