I 3 van Daaronder zijn drie gevallen, waarop wij nog nader de 2o. P. Ham (Stoker gasfabriek). De Rijksverzekeringsbank had beslist, dat de betaling van een voorloopige rente aan dezen werkman na 2 April 1904 niet meer noodig was, omdat hij de geschiktheid tot arbeiden ten volle terug had gekregen. De Centrale Raad van Beroep vernietigde bij vonnis van 22 December 1904 deze beslissing en kende den werkman een blijvende rente toe van f 0.36'/a per werkdag, zijnde 14% van zijn dagloon, aannemende een verlies van arbeids geschiktheid van 20%. De contante waarde voor deze rente is volgens opgave der Rijksverzekeringsbank ƒ1700.93. Het is intusschen waarschijnlijk, dat deze blijvende rente te zjjner tijd geheel zal worden ingetrokken. De Centrale Raad gaf een blijvende rente, niet omdat hij den toestand van Ham blijvende achtte, maar omdat hij meent tot het toe kennen eener voorloopige rente alleen recht te hebben als de deskundigen der Rijksverzekeringsbank daartoe adviseeren. Is zulk een advies van die zijde niet gegeven, dan is het, naar de opvatting van dien Raad, onmogelijk een voorloopige gaan ’s-Gravenhage (26 Juli 1904) als van den Centralen Raad (4 November 1904) eene voorloopige rente van 1.11 per werkdag zijnde 59'/2 van zijn dagloon. Beide Colleges overwogen, dat Schenk ook na 25 Februari 1904 voorloopig geacht kon worden nog 85 van zijn arbeids-geschiktheid te missen. Deze voorloopige rente loopt thans nog door. Indien wordt aangenomen, dat de voorloopige rente in een blijvende van hetzelfde bedrag zal worden omgezet, zal voor dit ongeval een contante waarde van ongeveer ƒ6600 worden vastgesteld Ongevallen met den dood als gevolg kwamen in 1903 bij Uwe Gemeente niet voor. Een overzicht van de ongevallen met een invaliditeitsduur meer dan 42 dagen als gevolg, welke dus aanleiding geven tot de toekenning van een voorloopige rente, hebben wij in overzicht VI gegeven. Daaronder zijn drie gevallen, waarop wij nog nader de aandacht moeten vestigen n.l. lo. L. Schenk (Brandwacht). Bij beslissing van 7 April 1904 had de Rijksverzekerings bank dezen werkman vanaf 25 Februari 1904 weder geheel genezen verklaard. Schenk is daarvan echter in beroep ge en verkreeg zoowel van den Raad van Beroep te VERSLAG OMTRENT DE ONGEVALLENVERZEKERING. i Burgemeester en Wethouders kunnen mededeelen, dat do rente van Schenk sinds 17 Juni 1905 is verminderd tot 71i/3 cent per werkdag; de contante waarde zou dus eventueel insgelijks verminderen en wel van ƒ6600 tot 4250.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 905