45
8
zelfs
naar
een onbelangrijke krijgt, zich dadelijk moet begeven
den beambte belast met en voorzien van de middelen
tot het geven van eerste hulp. Zulke beambten zijn voldoende
dooi- een deskundige op de hoogte gebracht om onbelangrijke
wonden met goed gevolg te kunnen zuiveren en verbinden,
zoodat gevaar voor infectie zeer sterk verminderd wordt.
Bovendien werd door op deze wijze het verstrekken van
de eerste hulp, bij minder ernstige ongevallen in te richten,
verkregen dat in talrijke gevallen de hulp van een genees
heer onnoodig was en de werkman aan zijn gewone werk
kon blijven. Van een ongeval in den geest der Ongevallenwet
was alsdan geen kwestie en aangifte bleef achterwege.
Het behoeft wel geen nader betoog, dat het bovenstaande
voornamelijk betrekking heeft op de in eene fabriek werkende
arbeiders en dus niet op de verspreid werkende werklieden,
b.v. der Gemeentereiniging
Wij meenen dat voorts de duur der ongevallen zou worden
beperkt, indien de door een geneeskundige te verleenen
eerste hulp bij meer ernstige ongevallen, zooveel mogeljjk
door een bepaald aangewezen deskundige wordt verleend.
Het bepaalde in artikel 61 der Ongevallenwet geeft aan eene
Gemeente de uitdrukkelijke bevoegdheid voor het verleenen
van die hulp een geneeskundige aan te wijzen.
Onder tabel VI zijn in de eerste plaats de bijzonderheden
opgenomen, omtrent de twee werklieden, welke in 1903 door
een ongeval getroffen werden, en op dit oogenblik nog eene
voorloopige rente genieten.
Het zijn de werklieden L. Schenk (brandwacht) en J. W.
Naumann (machinist). Beide deze gevallen kwamen ook reeds
voor in het Jaarverslag over 1903 in tabel VI. Zooals uit
tabel VII (verslag 1904) blijkt, werd de voorloopige rente
van Schenk in Juni 1905 verminderd. In de tweede plaats
is in die tabel opgenomen het eerst in April 1905 aange
geven ongeval, dat begin October 1903 aan den ploegbaas
bij den Dienst der Waterleiding, H. van de Rijke is over
komen.
Aanvankelijk had men het letsel van Van de Rijke niet
geteld. Wel is waar verzuimde hij na het ongeval eenige
dagen, doch de geneesheer, dien hij raadpleegde, zag in het
geval niets ernstigs en de onmiddellijke chef van den werk
man achtte het onnoodig, dat dit geval als „bedrijfsongeval”
werd behandeld. Tot April 1905 heeft Van de Rijke doorge
werkt en zijn volle loon verdiend. Het werken viel hem echter
hoe langer zoo zwaarder en eindelijk moest hij den arbeid
staken. Bij de waterleiding kon men hem niet meer gebrui
ken en hij werd voor ontslag voorgedragen. Het bleek toen,
VERSLAG OMTRENT DE ONGEVALLENVERZEKERING.
I