46 3 De loskaderuimte bleek niet voldoende, daar slechts 60 vaartuigen, en dan nog met den voorsteven tegen den wal, eene plaats konden krijgen om het benoodigde voor de reis in te nemen. Wel werd zooveel mogelijk gebruik gemaakt van den loopsteiger, doch deze is voor dat doeleinde niet geschikt; bovendien werd hiervan ook reeds een groot deel ingenomen door de verschvaarders en de baggermachine. Half Juni begon het vertrek der vaartuigen ter haring- visscherijhalf Juli waren de laatsten in zee. De buiten- en binnenvoorhaven waren toen zoodanig op diepte, dat van vastzitten of stooten geen last ondervonden werdtoen werkte de zandzuiger „Rotterdam” geregeld vóór den loswal in de binnenhaven; deze vertrok 6 September. De laatste helft van Juli was het zeer stil en kwamen alleen de kustvaartuigen en eenige jachtjes in de havenin Augustus werd het echter weder levendiger door de terug keer der loggers en bommen van de eerste haringreis. Einde dier maand was het weêr ruw met zware Z.-W - en N.-W.- winden, waardoor er veel zee in de buiten- en binnen voor haven stond en zware schieting in de binnenhaven. De vaar tuigen hadden hier zeer veel van te lijden; de trossen braken, bolders werden uitgerukt, terwijl het laden en lossen zeer bemoeilijkt werd. Den 31 Augustus wilde bom SCH. 66 met laag water de haven binnenvallen, het achterschip raakte echter de bank vóór de haven, waardoor het vaartuig dwars viel en door den stroom tusschen de strekdammen van het ververschingskanaal aan den grond kwam, waar het vaartuig verloren ging. Op den avond van denzelfden dag raakte bom SCH. 63, eveneens met laag water, op de bank, en verdaagde vandaar op de bazaltstorting der Zuiderpier, waar het onmiddellyk stuk sloeg. Van beide schepen kon slechts de bemanning gered worden en van bom SCH. 66 nog een deel der vleet. September en October kenmerkten zich door zeer slecht en ruw weer, waardoor veel zand in de haven kwam, hetwelk zich vastzette aan de Noord- en Zuidzijde der binnenvoorhaven, zoodat de vaargeul ernstig vernauwd werd. Door alle schippers der binnenkomende vaartuigen en door de kapitein^ der sleepbooten werd in dien tijd geklaagd óver het stooten op de bank vóór de buitengavenhet bleek dan ook, na gedane peilingen, dat de diepte op de bank zeer verminderd was. Het stooten op de bank en de zware schie ting in de haven waren oorzaken, dat vele reeders hunnen schippers order gaven, elders te havenen. De weinige loggers en bommen, welke in September nog niet afgeschrikt waren om in de haven te komen hadden in October zooveel te lijden van de schieting, dat de meesten averij beliepen. De hopper sloeg zelfs van hare trossen, waardoor zij belangrijke VERSLAG DER VISSCHERSHAVEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1905 | | pagina 932