11 Ant. Averkamp, muziekdirecteur te Amsterdam en Joh. Wage- naar, muziekdirecteur en organist te Utrecht. Uit hun uitvoerig rapport veroorloven wij ons een en ander aan te halen: „Zij hebben met de grootste ingenomenheid de examens „bijgewoond, omdat daaruit ten krachtigste bleek, dat de „verschillende onderwijskrachten er naar streven de aan „hunne zorgen toevertrouwde jongelieden tot degelijke musici „en musiciennes te maken. „Als een der meest verblijdende resultaten van het goede „onderwijs mag wel aangemerkt worden de voortreffelijke „samenstelling der oikestklasse onder leiding van den direc- „teur Mr. Henri Viotta; inderdaad, wat deze orkestklasse „presteerde, mag aan hooge eischen beantwoorden; de klank „van het orkest was van uitstekend gehalte en de rhytmick „van het orkest toonde overtuigend aan hoeveel zorg aan dat „gewichtig onderdeel door den directeur wordt besteed. „Ondetgeteekenden zijn de meening toegedaan, dat de bloei „en ontwikkeling dezer orkestklasse in hooge mate ten goede „kan komen aan de muzikale behoeften in ons land. „Het is toch duidelijk, dat de jongelieden, die een eind- „diploma verkrijgen en reeds een paar jaren in de orkest- „klasse hebben meegewerkt, reeds een niet geringe routine „bezitten in het orkestspel en daardoor zooveel te eerder in „aanmerking komen bij het vervullen van vacaturen, niet „alleen in het Residentieorkest, maar ook in andere orkesten „van ons land”. Ook de solo-voordrachten op orkestinstrumenten werden meest zeer gunstig beoordeeld en dan vervolgen de des kundigen „Wanneer men nu uit het bovenstaande zou afleiden, dat „aan het Koninklijk Conservatorium hoofdzakelyk toekom stige orkestleden worden gekweekt, dan zijn de resultaten „der piano- en zangklassen daar om dit vermoeden te logen- „straffen”. Op enkele leemten ook in het onderwijs werd onze aan dacht gevestigdzoo op het theoretisch onvoldoend onderlegd zyn van enkele leerlingen uit de verschillende pianoklassen hieraan zullen wy onze aandacht wijden. Ook waren de des kundigen teleurgesteld, dat dit jaar geen enkele proeve van compositietalent kon worden gegeven, hoezeer erkennende dat zich zoo iets niet dwingen laat, meenden zij ons te mogen aansporen toch niets onbeproefd te laten om een even tueel sluimerend talent op te wekken. Dat wij aan dezen wenk gaarne gevolg zullen geven, behoeft geen betoog. De einduitvoering had plaats op 22 December in het Ge bouw voor Kunsten en Wetenschappen, evenals vorige jaren 6 VERSLAG CONSERVATORIUM VOOR MUZIEK.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1906 | | pagina 241