12
59
Wat het quantitatief onderzoek betreft, het tellen van het
aantal in het water zich algemeen bevindende bacteriën,
zoo heeft dit voor de bruikbaarheid van water ook als drink
water geen beteekenis. Groote beteekenis heeft dit daaren
tegen om de deugdzaamheid der filterwerking te controleeren,
en tevens na te gaan of het buizenstelsel in de gemeente
verontreiniging van kiemen aan het water afgeeft.
Hiertoe werd maandelijks, zooals ook vroeger is geschied,
nagegaan hoeveel bakteriën zich in 1 k c water bevinden in
de verschillende bekkens, waarin het voor en na filtratie en
in de leiding stroomt.
Deze bekkens zijn
Vóór filtratie achtereenvolgens: open kanaal in de Duinen,
open kanaal rond filter 1 of 2 (z.g. loopgraven), open filter-
bekken.
Na filtratie: kelder onder elke filter, reinwaterkelder (waarin
zich alle kelders verzamelen), leiding in de stad. Het water
in de kelders onder elke filter, is nimmer onderzocht, omdat
het wegens de zuiverheid van het water in den reinwater
kelder niet noodig was te zoeken naar de plaats, waar een
bevuiling ontstond.
De open filterbekkens bevatten een zeer verschillend en
wisselend aantal bacteriën, daar deze door hun ligging aan
invloeden van wind zeer onderhevig zijn. Het is ook om
deze reden, dat het ondergeteekende van geen nut voorkwam
hiervan een maandelijks gemiddelde te berekenen.
In het open kanaal in de Duinen werden in 1906 gemid
deld per k. c. water gevonden
1653 gelatine niet vervloeiende bacteriën en
68 wel
tegen in het jaar 1905:
1139 gelatine niet vervloeiende bacteriën en
320 wel r
en in het jaar 1904:
386 gelatine niet vervloeiende bacteriën en
!60 wel
in het jaar 1908:
5500 gelatine niet vervloeiende bacteriën en
637 wel
Het ongefiltreerde stroomende water in de open kanalen
(loopgraven) bevatte op 1 k.c. water in 1906 gemiddeld:
451 gelatine niet vervloeiende bacteriën
80 wel
in het jaar 1905:
536 gelatine niet vervloeiende bacteriën en
133 wel
VERSLAG DER DUINWATERLEIDING.