i
12
mende in het Chemisch Weekblad, 1906), terwijl in zeewater
een chloorgehalte van 18000—19000 mö/L voorkomt, dan kan
men gerust beweren, dat:
op dit oogenblik van verontreiniging met zeewater
geen sprake is
2o. eventueel indringen van zeewater, jaren vóór het zich
door den smaak zou verraden (zeer bruikbaar drinkwater
kan wel 500 mG/L chloor bevatten), door de analyse zou
worden aangewezen.
Overziet men de cijfers in dit jaar verkregen, dan blijken
die voor: droge stof, calcium- en magnesiumoxyde, chloor,
zwavelzuur in hoofdzaak en afgezien van andere meer
toevallige schommelingen twee maxima te vertoonen nl
in April en in October; die voor kiezelzuur en voor het
vermogen om kameleon te reduceeren (hetgeen als een maat
wordt beschouwd voor de hoeveelheid organische stof) zijn
dan juist het laagst. Vooral in October (en ook in November)
is het laatstgenoemde zeer teekenend en valt volgens het
bacteriologisch onderzoek samen met een laag bacteriën-aan
tal in het gefiltreerde water. Zeer waarschijnlijk staat dit
complex van verschijnselen in verband met den drogen
zomer- en najaarstijdmen kan zich voorstellen dat alsdan
meer water verdampt dan gewoonlijk, de grondwaterstand
daalt en daarmede het geleverde water uit diepere lagen
afkomstig, dus armer aan organische stof is.
Bij het wederintreden van het natte seizoen werd geklaagd
over eenen grondwatersmaafc zooals volgens vroegere
verslagen meer is voorgekomen (bijv, in 1901) en ook wel
begrijpelijk is. Ditmaal heeft het echter vrij lang aange
houden en bovendien is omstreeks het midden van November
in sommige deelen der stad in ’t bijzonder Duinoord -
door vertrouwbare personen een smaak waargenomen,
gelijkende op dien van jodoform. De oorzaak van dit ver
schijnsel ligt nog in ’t duister. In den loop der maand
December heeft ondergeteekende eenige monsters water van
plaatsen, vanwaar klachten waren ingekomen, onderzocht,
welke dien smaak echter niet meer vertoonden en overigens
normaal van samenstelling waren.
Welke de oorzaak ook zijmen vergete niet dat’s menschen
reuk- en smaakorganen sommige stoffen kunnen waarnemen
in onbegrijpelijk kleine hoeveelhedenhoeveelheden, waarin
zij door de gevoeligste chemische reagentia niet worden
aangetoond en geheel onschadelijk zijn. Daarmede wil echter
niet gezegd zijn, dat er werkelijk jodoform, zij ’t ook in
minimale hoeveelheid, aanwezig was, aangezien de voor
waarden voor het ontstaan dezer stof in het duinwater wel
nimmer aanwezig zullen zijn.
66
VERSLAG DER DUINWATERLEIDING.
10.
M