24 3 Tegen den aanvang van den nieuwen cursus stelden wij aan Burgemeester en Wethouders voor eene oproeping te doen voor sollicitanten naar de plaats van tijdelijk leeraar in de Nederlandsche taal, de Geschiedenis en de Aardrijks kunde gedurende den cursus 1906,'1907. Burgemeester en Wethouders waren echter van oordeel, dat Curatoren ook nu artikel 10 der Verordening konden toepassen en de waarneming van den dienst gedurende dien cursus aan den heer Leenmans indien wij dien leeraar daarvoor geschikt achtten konden opdragen. Vermits wij overtuigd waren, dat de heer Leenmans aan deze voorwaarde voldeed en inmiddels het tijdstip naderde waarop de lessen zouden moeten aanvangen, gaven wij aan dien wenk gehoor en droegen wij aan den heer Leenmans op om ook gedurende den cursus 1906/1907 de voormelde lessen, voor zoover daarin nog moest voorzien worden, te geven. De Inspecteur der Gymnasia kon zich evenwel hiermede niet vereenigen en wenschte met het oog op de Wet op het hooger onderwijs eene oproeping van sollicitanten voor ge zegde betrekking te doen plaats hebben, ter voorbereiding van eene benoeming door den Raad. Burgemeester en Wet houders deelden ons bij missive van 26 December mede, dat die oproeping had plaats gehad. Dr. van Meurs, wiens ongesteldheid wij reeds in ons vorig verslag vermeldden, kon ook na de Kerstvacantie zijne les sen niet meer geven, wegens den slechten toestand zijner gezondheid. Met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders bleef de waarneming zijner lessen opgedragen aan den heer J. W. N. Strijd, voorloopig tot 1 April. Ook toen was Dr. van Meurs niet voldoende hersteld om zijn arbeid weder op te nemen en deelde hij ons bovendien mede, dat zijn voornemen was eervol ontslag aan te vragen. Met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders bleef tot het einde van den cursus het geven der lessen van Dr. van Meurs opnieuw opgedragen aan den heer Strijd. Bij Raadsbesluit van 5 Juni 1906 werd, met ingang van 1 Juli, aan den heer van Meurs eervol ontslag verleend als leeraar in de oude talen aan het Gymnasium. Ook' het heengaan van dezen leeraar zagen wij met groot leedwezen. Gedurende 29 jaren had hij zijne groote weten schappelijke kennis, zijne uitnemende tact in den omgang met de leerlingen en zijne zoo zorgvolle wijze van onderwijs aangewend ten bate van het Haagsche Gymnasium. Naar aanleiding van ons voorstel aan Burgemeester en Wethouders om eene oproeping te doen voor sollicitanten ten gevolge van de vacature, ontstaan door het vertrek van VERSLAG GYMNASIUM.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1906 | | pagina 689