By lage 28
Mijne Heeren
VERSLAG van het Bestuur der Vereeniging tot
verbetering der woningen van de arbeidende
klasse te ’s-Gravenhage, over het jaar 1906.
Een der belangrijkste punten, welke in het jaar 1906 de
aandacht van het Bestuur bezighield, was de reeds in het
vorig jaarverslag aangekondigde herziening der huurprijzen.
Reeds sedert eenigen tijd was het Bestuur tot de overtuiging
gekomen, dat zoodanige herziening moest worden ter hand
genomen, daar onze prijzen reeds geruimen tijd ongewijzigd
waren gebleven, doch de huurwaarde van met de onze gelijk
staande perceelen in den loop der jaren veranderingen had
ondergaan, waarmee wij niet kunnen en mogen nalaten
rekening te houden. Is ’t doel der Vereeniging niet door het
verhuren van arbeiderwoningen winst te behalen en kunnen
wij dus onze huizen aanbieden tot lagere prijzen dan de
„professioneele” eigenaren, aan de andere zijde moet wel
worden overwogen, dat de marge tusschen den normalen
huurprijs en den door ons gevraagden te groot kan worden,
wanneer de eerste stijgt en de tweede voordurend wordt
gehandhaafd op hetzelfde peil. Zoodoende zouden wij in te
lage huurprijzen een soort van verkapten onderstand aan
onze bewoners gaan verstrekken, hetgeen wel nimmer inde
bedoeling kan liggen.
De moeilijkheid der herziening school echter in tweeërlei;
in de vraag hoe billijk te achten nieuwe huurprijzen moesten
worden vastgesteld en hoe de in te voeren maatregel ten
aanzien van de loopende huurverbintenissen moest worden
toegepast. Het Bestuur meent dat beide moeilijkheden op niet
onbevredigende wijze zijn overwonnen: de eerste: door een
schatting der voortaan te vorderen huurprijzen op te dragen
aan onzen opzichter en daarnaast onafhankelijk van hem